385
aantal zal zeer sterk toenemen, bij eenigen duur van den oorlog, en na
bet leveren van eenige gevechten.
Tn Europa brengt men de zieken bij 't begin van den oorlog niet in
rekening, omdat men ze uit de depots door gezonden vervangt; maar de
bovengenoemde 10000 man representeeren voor ons de geheele infanterie-
macht, die, tegen een en Europeeschen vijand bestemdplaatselijk aanwezig
is; men moet hiervan dus wel degelijk de zieken aftrekken.
Stel nu voor de Europeanen 7, voor de inlanders 3 pCt.dan blijven
er 9500 combattante infanteristen over, voor de le categorie, met ruim
500 bereden kavalleristen en 7y3 batterij artillerie, te zamen 60 veld-, of
14 veld- en 24 bergstukken bedienende, doch alleen voorzien van per
soneel 900 man) en paarden (ruim 500) op vredesvoet; waarbij nog
3 a 400 sappeurs, 600 vestingartilleristen en 400 man hospitaal- en
bureau-personeel gevoegd moeten worden.
Neemt men nu aan dat de 4300 man, die gemiddeld van de Buiten
bezittingen gezonden kunnen worden, zooals uit de statistiek gebleken is,
tijdig genoeg zijn opontboden; dat de scheepsgelegenheid tijdig gereed
was, dat de vijand den overtocht niet belet, dan komen ze ten bate
der verdediging. Na aftrek van 300 artilleristensappeurs en hospi
taalsoldaten, en van 5 pCt. zieken, blijven er 3800 man infanterie over.
De geheele sterkte der infanterie wordt dan 13300 man, en wanneer
we hiervoor 14000 inan stellen, gelooven we, met het oog op de onze
kerheid van den aanvoer uit de Buitenbezittingen; op de waarschijnlijk
heid, dat de suppletie eenigen tijd vóór het uitbreken van den oorlog
niet geregeld aan zal komen op het noodzakelijk detacheeren van kader
bij de inlandsche hulptroepen en c.q. schutterijen; op de mogelijkheid dat
de vesting-artillerie handlangers van de infanterie noodig zal hebben; op
de onmogelijkheid om het toenemend aantal zieken en dooden te vervan
gen enz. enz.met het oog op al deze omstandighedengelooven we
den werkelijken toestand niet ongunstiger te beoordeelen dan noodzake
lijk is.
Volgens formatie zullen evenwel de inlandsche kompagniën uiet 30 man
versterkt worden, en kunnen nog 1100 man rustende pradjoerits bij het
leger worden gevoegd.
Op deze troepen meen ik echter, evenmin als op de bovengenoemde
versterking der artillerie (behalve met de noodige paardeugeleiders) en
sappeurs, te mogen rekenen, zelfs niet wanneer, zooals het T. v. N. I.
aangeeft, de 1100 rustende pradjoerits in de eerste plaats tot aanvulling
der inlandsche kompagniën worden bestemdterwijl de nieuwe recruten
in de residentiën worden geoefend. Men mag tocli niet aannemendal