In ilen knop is eene uitholling, die door liet. dekplaatje G met schroef gesloten wordt, en waarin de slagveer zóó geplaatst is, dat het vaste einde V tegen de binnenzijde der uitholling rust, terwijl het speeleinde W door eene opening in de doorboring uitkomt. Aan het achterste gedeelte 15 onderscheidt uien de borst 11, de Spanning k en de rust i, het hellend vlak het lijf der slagpin I niet vèrhooginu- 1, en gat, dienende dit oin de slagpin aan het achterste gedeelte dooi' de schroef m te verbinden, de eigenlijke slagpin S met gaatje en schroef- eiude, waarmede zij in het lijf bevestigd is. Tn den bak komt de nok van den trekker uit, die met den loop ver bonden is en door een veer steeds omhoog geduwd wordt: verder heeft men daarin de sleuf voor den patroontrekker en de borst k'. De werking dezer deelen is de volgende, aangenomen dat het schot is afgegeven: men draait den knop rechtstandig (tig. 1), waardoor het hel lend vlak f tegen K oploopt, en dus het gedeelte 13, waaraan de slagpin verbonden is, noodzaakt achteruit te gaan. De slagveer, die met het vaste einde tegen het inwendige van den knop rust en met het speeleinde ach ter de verhooging l geplaatst is, wordt dus hierbij gespannen, terwijl de nok o der borst H in eene insnijding van het gedeelte h vat. De sluit- toestel is dus gekomen in den stand van figuur 1 en 4. Brengt men uu den knop achterwaarts, dan gaat de geheèle sluittftstel in dien toestand achteruit, waarbij de huis teruggetrokken wordt, en langs den daartoe gedeeltelijk weggesneden rechterwand van den bak uitvalt; de vorm der rusten i en h is zoodanig, dat zij bij het achteruitgaan over de trekkernok heenschieten. liet geheel uithalen wordt voorkomen door den patroontrekker, die tegen het einde der sleuf van den bak stoot. Men legt nu de patroon in den bak en brengt op omgekeerde wijze den sluittoestel en hiermede de patroon op zijne plaats; de trekkernok zal, op het oogenbiik dat de spanning h haar passeert, daarin schieten en dus het gedeelte B tegenhouden, waardoor bij liet rechts draaien van liet deel O de slagveer gespannen blijft; in dien stand bevinden de hellende vlakken k en zich juist tegenover elkander, zoodat, wanneer men, door op den trekker te drukken, de nok uit de spanning doet schieten, de slagveer gelegenheid heeft zich te ontspannen en dus het gedeelte B met slagpin krachtiger vooruitdrijft, waardoor het fulminaat ontstoken wordt. Draait de schutter door overhaasting bij het laden den knop niet ge heel om, dan schiet hij het afdrukken het achterste hellend vlak vooruit, doet het voorste en dus het gedeelte G draaien, zoodat de loop geslo ten is als het schot afgaat, en er geen vertraging noch gevaar ontstaat. De bewegingen der lading zijn weinig in getal en gemakkelijk uit te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 404