De patroon. 395 voerenzoodat een lfital schoten in de minuut kan gedaan worden. Wil men niet terstond vuren en den toestel in de rust zetten, dan draait men den knop regtstandigzet, den pal F (fig. 1) op, waardoor een stift, die door de veer v in haren stand gehouden wordt, in de binnen zijde der borst K uitsteekt; door den knop rechts te draaien, schiet die stift in de uitholling y (tig. 2) en belet de beweging. Drukt men nu op den trekker, dan ontspant de slagveer zicli gedeeltelijk en schiet het ge deelte 1? een weinig naar voren, zonder dat de slagpin buiten het be weegbare vooreinde uitsteekt. Om te vuren drukt men den pal neer (fig. 1), als wanneer de trekker- nok in de zekerheidsrust vat; draait men nu den knop rechtstandig, dan zullen de hellende vlakken zich weder geheel van elkander verwijderen, en zal het achterste deel B zoover teruggedrongen worden, dat de trekkernok in de spanning h. komt; men brengt, nu den sluittoestel rechts en is gereed. Tot het uitèennemen maakt men de schroef b zóóveel los dat de in snijding d (fig. 5) vrij wordt, trek daarna den bout achterwaarts uit, en neemt liet beweegbare vooreinde langs de voorzijde uit den bak. Men kan nu bij de slagpin komen en die zoo noodig vernieuwen, door eene andere (fig. S) in te schroeven. Wil men de slagveer uithalen, dan draait men de schroef e los en neemt liet dekplaatje G af, waarna de slagveer kan worden uitgetrokken; hierbij is echter'noodig haar eerst te ontspannen, door het gedeelte Bom te draaien tot de hellende vlakken zich tegenover elkander bevinden, zoodat de veer zich ontspannen kan, en het geheel den stand van figuur 2 verkrijgt.. Hetzelfde neemt men in acht, wanneer, zonder de slagveer uit te nemen, de bout niet terstond weder geplaatst wordt. Het ineenzetten geschiedt, in omgekeerde orde; alvorens men den bout in den bak brengt moet bet achterste gedeelte terug gedraaid worden in den stand van figuur 4, waarbij de nok o, die in de insnijding van C vat, den juisten stand aantoont. Bij het stelsel //de Beaumont" wordt, even als bij nagenoeg alle andere stelsels van acliterlaad wapenende eenheids patroon (fig. 9 en 10) gebruikt Zij bestaat uit een rood- of geelkoperen huls, in het midden van den bodem waarvan het slagkruit is bevat, de krnitlading en den kogel. De huls loopt van de onder- naar de bovenzijde een weinig kegelvormig toe, doch liet gedeelte bdat den kogel omsluit, is cilindervormig. De bodem is iets dikker dan de wanden der huls, en vormt de ligplaats van het slagkruit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 405