414
bij de militaire scholen, of wel als ordonnansofficieren en adjudanten bij
den keizer, de keizerlijke familie, bij de maarschalken en generaals ge-
ëmployeerd.
De luitenants worden achtereenvolgens bij de infanterie, kavallerie en
artillerie gedetacheerd, om alzoo in de eerste plaats de noodige kennis
dezer drie wapens te verkrijgen. Zij worden getrokken uit de luite
nants van de militaire school te St. Cyr, die, na het einde van hun 2e
studiejaar, door een vergelijkend examen hunne admissie tot de applicatie-
school hebben verkregen; uit de luitenants van het leger, die, na aan
hetzelfde vergelijkend examen te hebben voldaan, eveneens tot die appli-
catieschool zijn toegelaten, en ook uit de élèves der polytechnische school,
die, tengevolge van hun rangnummer bij het verlaten der school, het
korps van den genenden staf voor hunne plaatsing hebben kunnen kiezen.
Eerst na het verlaten der applicatieschool worden zij tot eersten luite
nant benoemd, rekenen onder de sterkte van het korps, en worden dan,
zooals reeds gezegd is, bij de drie wapens gedetacheerd.
De bevordering is in tijd van vrede langzaam; tot en met den rang
van kapitein worden f volgens ancienneteit, -j bij keuze benoemd.
In den rang van kommandant wordt voor de helft door ancienneteit,
voor de helft door keuze voorzien; in de hoogere rangen geschiedt alle
bevordering bij keuze.
Deze laatste opgaven omtrent de tegenwoordige sterkte en samenstelling
zijn getrokken uit een artikelvoorkomende in een der afleveringen van
den Spectateur militaire van 1869, onder den titel n.Du progrès dans les
ar méés"
De schrijver, een gewezen officier van den franschen geitenden staf,
geelt daarbij tevens de middelen aan, om dat korps zoodanig te reorga
niseren, dat het beantwoorden kan aan de zware taak, die tegenwoordig
daarvan moet worden gevorderd.
Vermits dit echter voor ons van minder belang is te achten, zullen wij
daaromtrent hier in geene opsomming of beschouwing treden.
Wij teekenen hier dus alleen nog aan, dat een besluit van 19 Juni
1S69 vele belangrijke wijzigingen in dat korps heeft gebracht, uitsluitend
echter met betrekking tot de wijze van aanvulling. Dit besluit heeft veel
ontevredenheid verwekt, vooral bij de infanterie en kavallerie, omdat, bij
de thans gestelde eischen, de stafofficieren halve geleerden moeten zijn,
terwijl practische geschiktheid en kennis van het leger daarbij te weinig
in rekening zijn gebracht. Wel was het algemeen bekend, dat de Eran-
sclie generale stal, ofschoon tal van uitstekende en ondervindingrijke offi
cieren tellende, die deelnamen aan de laatste door Frankrijk' gevoerde