481 koloniale strijdmacht. Van het gering aantal Europesche militairen kan gerust worden aangenomen, dat meer clan de helft vreemdelingen zijn terwijl het overige gedeelte is samengesteld uit: AfrikanenAmboinezen, Javanen., Madurezenenkele Maleiers en andere Oosterlingen; daarbij neme men wel in acht, dat van die verschillende natiën niet de beste sujetten bij ons leger dienst nemenhetgeen genoegzaam blijkt uit de zware straffen, welke bij herhaling den minderen militair worden opge legd en uit de veelvuldige krijgsraadzaken, die steeds in behandeling zijn. Alleen door handhaving van eene zeer strenge tucht, vooral gedurende de eerste drie of vier jaren van hunnen diensttijd, worden zij evenwel lot goede en bruikbare soldaten gemaakt. Of nu het vertrouwen in eene uit zoodanige bestanddeelen gevormde krijgs macht vooral bij een oorlog tegen een buitenlandschen vijandgroot kan wezen, zal allicht door oniugewijden ten sterkste betwijfeld worden, en toch heb ik, en meerderen met mij, de volle overtuiging, dat onder aan voering van flinke officieren, het Nederlandsch-Indisch leger zich dan even goed van zijn plicht zal kwijtenals het tot. nu toe tegen den inlandschen vijand gedaan heeft; met dezen vijand, niettegenstaande deze zeer slecht bewapend was, hadden toch bij menige gelegenheid onze geregelde en goed uitgeruste troepen de handen vol; een groot bewijs dat zij voor een troepenmacht, gedeeltelijk uit Europeanen bestaande, niet bevreesd zijn; waarom zouden nu de inlandsche militairen van ons leger bij goede oefe ning en aanvoering voor eene Europesche krijgsmacht terugdeinzen? Evenwel zal het noodig wezen, om bij het begin van den oorlog tegen eene geregelde troepenmacht., groote gevechten te vermijden, en zich van onzen kant te bepalen bij handelingen die de kleine oorlog voorschrijft, en tot de uitvoering waarvan het terrein in de Indische eilanden zoo uit muntend geschikt is. Heeft men, aldus ageerendeeenige voordeelen behaald, en daardoor den twijfel weggenomen en het moreel gesterkt, dan eerst kan er tot gevechten van meerderen omvang worden overgegaan. Gedurende mijn diensttijd heb ik het voorrecht gehad ombehalve ■Imboinezen, de onderscheidene natiën, waaruit ons leger bestaat, op ver schillende veldtochten te leeren kennen. Mits geacclimatiseerd, is de Europeaan een goed veldsoldaat; op enkele uitzonderingen na, blijft hij bedaard iu 'tgevaar, bezit wilskracht, maar is voor het doorstaan van groote vermoeienissen en ontberingen minder geschikt. AfrikanenBocginezen en Madurezen komen in oorlogshoedanighe- Dit is onjuist; hoogstens ecu derde gedeelte der Europeanen, en tegenwoordig veel minder, bestaat uit vreemdelingen. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 441