433 er bij de oude soldaten eene sterke broederlijke band, hetgeen men te velde al dadelijk opmerkt; oneenigbeden zullen dan ook gewoonlijk plaats vinden tusschen pas in dienst getredenenmaar indien de superieuren hun plicht doen en bij tijds maatregelen nemenzijn die oneenigheden meestal te voorkomen. Het opwekken van naijver tusschen verschillende korp sen of kornpagniën en natiën moet ten ernstigste worden vermeden; dit is dikwijls oorzaak geweest van betreurenswaardige ongeregeldheden. Officieren, zich die hebben toegelegd op de kennis van de kwade zoo wel als van de goede eigenschappen van hunne minderen, en van deze onder vinding met tact weten partij te trekken, kunnen verzekerd zijn, de gehechtheid van die minderen ten volle'te bezitten. Streng moet er ge diend worden, maar billijkheid en rechtvaardigheid dienen daarhij op den voorgrond te blijven. Geef den AfrikaanMaduteesBoeginees of Javaan gerust een flink pak als het verdiend is, maar dan ook geen provoost, politiekamer of andere straf, hij zal daarover volstrekt geene rancune tegen de bestraffer gevoelenschelden moet ten stelligste worden nagelatenten opzichte van Europeanen zoowel als van Inlanders of Afrikanen, daartegen kunnen zij niet; onze inferieure» verlangen geene fijne behandeling of toespraak, integendeel, pak hen op soldatenwijze aan, spreekt inet hen rondweg, kortaf, maar vermijdt immer het redetwisten; betracht hun welzijn, en treed onbeschroomd voor hunne belangen op. Boven alles moet de chef blijven eerlijk man en op zijne daden mogen nimmer vooroordeel, ijverzucht, afkeer of persoonlijke grieven den min sten invloed hebben; hierdoor betoont hij ware zelfverloochening, eene deugd, weike ieder militair in hooge mate dient te bezitten. Aldus handelende, kan de superieur van den inferieur onder alle om standigheden zeker zijn, en daardoor moet ook een goede geest in de gelederen ontstaan. De Nederlandsch-1 ndische militair erkent in de koloniën geene andere autoriteit boven zich, dan zijne officieren; houdt hij eens van zijnen chef dan is hij te zijnen dienste in staat tot de grootste opofferingenen neeint tegenover hem onvoorwaardelijk gehoorzaamheid in acht. Onder de bestaande omstandigheden is het waarlijk met ons legertje niet zoo ongelukkig gesteld als men wel zoude denken. Evenwel laten organisatie en formatie nog veel te wenschen over; mijn streven is thans echter niet hierover uit te wijdendat zou ons te ver van het beoogde doel brengen, dat is, na te gaan hoe onze koloniën het best- met, de voorhanden middelen te verdedigen zijn. Alleen wat bewapening betreft, moet noodzakelijk verandering worden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 443