439
d. Legioen van pangerang Mangko Negoropradjoeriis en
djajang-sekars.
Het door Solo ingesloten stuk land Mangka-Negara werd door tus-
sclienkomst van ons gouvernement onafhankelijk gemaakt van de Vorsten
landen en staat thans onder het bestuur van den prins pangerang Mangko
Negorozoon van dien Mangko Negoro, wien ons bestuur gedurende den
•Tava-oorlog zoovele gewichtige diensten te danken heeft; hij was toen de
eenige inlandsche vorst, op wieus trouw onvoorwaardelijk kon gerekend
worden; zijn leger leed iu onzen dienst zeer groote verliezen, onder de
gesneuvelden werden zelfs verscheidene leden van zijne familie geteld; hoe
wel voor den jongen dapperen Sentot dikwijls het onderspit moetende
delvenbleef Mangko Negoro hem toch steeds het hoofd bieden en bracht
de muitelingen zelfs nederlagen toe, met en ook zonder medewerking van
onze kolonues.
De tegenwoordige vorst maakte op jeugdige leeftijd als kadet een ge
deelte van de Java-oorlog mede; ook is zijn borst versierd met de lier-
denkings-medaille, jammer dat daarnaast geen Willemsorde prijkt; mij
dunkt, dat de zoo algemeen geachte en het gouvernement zoo sterk gene
gen prins wel in de gelegenheid zal geweest zijn zichbij verschillende
gevechten, boven anderen te onderscheiden, en zonder den minsten twijfel
zoude hij bijzonder veel waarde hechten aan liet bezit van dat eereteeken;
eene benoeming van Mangko Negoro tot ridder der Militaire Willemsorde
zal zeer zeker door zijne onderdanen hoog geschat worden en aan hunne
gehechtheid aan het gouvernement eene nieuwe prikkel gevenhetgeen
tegenwoordig waarlijk niet overbodig kan geacht worden.
Op de trouw van den thans regeerenden vorst kan onvoorwaardelijk ge
rekend worden maar wie staat ons borg dat zulks met de opvolgers ook
liet geval zal wezen
Wel is waar krijgen de zoons van Mangko Negoro eene min of meer
Europesche opvoeding en houdt de vader hen steeds voor oogenhet gou
vernement, waaraan zij veel te danken hebben, getrouw te blijven, maar
de gevoelens, door heerschzuchteergevoel en beschaving opgewekt, kunnen
veranderen.
Van lieverlede zullen de jongeren inzien dat, hoewel onafhankelijk van
de Solosche en Djokjasche rijkenwaartegen het Mangka-Negarasche door
meer innerlijke kracht zeer goed is opgewassen, zij toch geheel aan den
leiband van het Nederlandseh bestuur loopen en hunne macht en hun
zelibestaan zeer denkbeeldig blijven. Daarbij neme men wel in aanmerking,
dat de verwijdering, welke vroeger tusschen het Mangka-Negarasche buis
en de huizen van Solo en Djok ja bestond, thans zoo goed als verdwenen