446 het Europeesch gedeelte. Het is evenwel eene treurige waarheiddat niet de vreemdelingen die onze vlag dienen, maar wel onze landslieden, zich over het algemeen het meest strafschuldig maken. Men vergelijke daartoe slechts de onderstaande cijfers. Van af October 1862 t/m. December 1869 werden bij het strafdeta- chement te Klatten geplaatst 139 manschappen; hiervan waren 110 Hollanders, 11 Belgen 9 Duitschers, 7 Zwitsers 1 Engelschmanen 1 inlandsch kind. 139 te zamen. Waar de cijfers zoo luide spreken, wij te men het mindere gehalte van het Europesche gedeelte van het leger niet steeds aan de daarin opge nomen vreemdelingen; zijn zij ai in den beginne vreemd in hunne nieuwe omgeving, maken zij zich al eens strafschuldig, door mindere bekendheid met taal en gewoontenwanneer zij een paar jaar hier hebben doorge bracht, worden zij over het algemeen nette, oppassende soldaten, en ge loof ik juist, dit aan hunne meerdere beschaving en ontwikkeling te dan ken is. Wanneer met omzichtigheid bij de korpsen wordt te werk gegaan met de plaatsing in de 2e klasse, de latitude hiertoe voor de korps-komman danten iets ruimer werd, maar ook vooral de bestaande voorschriften in het oog werden gehouden, dat arrest, buitengewone exercitiën en corveën, doelmatiger strailen zijn, dan politiekamer en provoost, dan vermeen ik men zonder gevaar voor ondermijning der krijgstucht, tot eene aanmerke lijke reductie van in die klasse geplaatste militairen zoude kunnen komen. Men neme hier vooral in acht, dat den chefs zoovele wegen openstaan, om, door intrekking van bestaande voorrechten, als anderszins, lichte straffen te vervangen. De behandeling ook vooral, die de soldaat van dezen on dervindt, eene goed- of afkeuring op zijn tijd, doen dikwijls zeer veel aan het gedrag der ondergeschikten af; zij evenwel, die, ondanks alles, voortgaan met een berispelijk gedrag, en ongevoelig blijken voor alle ver maningen, alle straffen, zij dienen te worden geplaatst ijl de 2C klasse van militaire discipline. Daar de toepassing der straf van rietslagen den soldaat evenwel een afkeer voor zijn stand inboezemt, en het van belang te achten is, de eer en de liefde daartoe zooveel mogelijk op te wekken, zoo zoude ik wen-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 456