448
te worden gekoesterd, dat dit getal zoo zou vergrooten, dat daardoor een
belangrijk incompleet bij de korpsen zoude ontstaan.
Bestonden er overwegende bezwarenom ook inlandsche militairen bi]
het strafdetachement te Klatten in te deelendan kon ook voor hettin
een der vele forten in onze bezittingeneen afzonderlijk strafkorps wor
den opgericht.
Wat verder de bewaking aangaat, eene vaste bezetting buiten het kader,
bestaande uit een 35-tal goed oppassende soldaten, die men, zoo noodig,
eene kleine toelage kon geven, is bij eene goede regeling ruim voldoende
voor een 6maal sterker aantal gestraften. Wat toch is gewoonlijk de reden
van de plaatsing der Europeanen bij de korpsen in de 2e klasse en te
Klatten? niets dan misbruik van drank; te Klatten onderworpen aan eene
strenge tucht, den geheelen dag nagenoeg werkzaam, ontbreekt hen de
gelegenheid zich te buiten te gaanof houdt een opgewekt beter gevoel
hen daarvan terug, en zijn diezelfde losbandige onhandelbare soldaten
bijna allen een voorbeeld van netheid en oppassendheid.
Het, ware dan ook te wenschen, zij bij terugkeer in de gelederen, niet
bij hun vorig korps terugkwamen. Velen misdroegen zich door verleiding
en zwakheid, en treden zij bij terugkeer de oude kennissen, de trouwe
deelgenooten hunner vorige uitspattingen weder aandan zijn spoedig de
goede voornemens in zulk gezelschap weer verdwenen. Eene vreemde nieuwe
omgeving werkt dikwijls heilzaam en sterkt het voornemen tot goed gedrag.
Wat eindelijk de inzender van het artikel //rietslagen enz." aangeeft,
dat het minder humaan zoude zijn, de slechte sujetten tot een strafkorps
te vereenigen, met de vrees, dat het moreel der individuen te dieper zoude
zinken en de slechte eigenschappen besmettelijk zouden zijn, bij een toe
zicht, zooals zulks bij een strafkorps dient te zijn, moet het moreel der
daar geplaatste militairen verbeterd en opgewekt, en zij allengs weder aan
orde en tucht gewend worden. Met recht mag men verwachtendat zij
wien deze taak is opgedragen, onafgebroken en met ernst in het belang
van het leger werkzaam zijn, en wordt hun onvermoeid pogen al niet bij
allen met succes bekroondvoorzeker is de vreesdat het morpel der
daar geplaatste militairen tc dieper zoude zinkenen de slechte eigen
schappen besmettelijk zouden zijn, zoo weinig te rijmen met een goed
toezicht en het plichtsbesef der bij een strafkorps geplaatste officieren, dat
men die vrees gerust als voorbarig en ongegrond kan verwerpen. In ieder
geval mag een gevoel van humaniteit de belangen van het leger niet in
den weg staandie eene afzondering der slechte sujetten van goed oppas
sende militairen gebiedend vordert.
19 Augustus 1870. JE.