464 geval; hier wordt door overheerscshers niet gestreden voor eene heilige zaak, maar voor het behoud van iets, dat zij door het recht van den sterkste verkregen hebbenen door datzelfde recht behouden willenin tegenstre ving met de grondbeginselen van rechtvaardigheid of' gevoel van eerbied voor eigendommen van anderen; dus van strijden voor haardsteden en handhaving van nationaliteit kan hier geen sprake zijn, maar wel voor eigen veiligheid en het behoud van het wederrechtelijk in bezit genomene. Schutterijen in onze koloniën kunnen daarom niet bezield zijn met het heilig vuur, dat de nationaliteit den ingezetene inboezemt, en dat bij de gewone burgers, in tijd van oorlog, eene geestdrift en een heldenmoed opwekt, waardoor zelfs de beste legers dikwijls niet bestand zijn tegen gewapende burgerijendie tot leus hebben aangenomenliever te sterven dan hun geboorteland aan vreemden prijs te geven. Neen, dat vuur missen wij, vooral omdat de Europeanen, zelfs die, welke zich in militairen dienst bevinden voor een beduidend gedeelte vreemdelingen en slechts fortuinzoekers zijn; daarom heeft de schutterij bij een oorlog met eenen buitenlandschen vijand in de koloniën volstrekt geen waarde, en kan zij alleen bij een opstand van inboorlingen dienstig wezen, om de plaats harer vestiging te verdedigen en te beveiligen tegen opstandelin gen, die tot het plegen der grootste gruwelen in staat zijn. Op grond van het bovenstaande zie ik het nut niet in van de thans in onze koloniën bestaande schutterijentenzij die instelling ten doel heeft plagerij van kooplieden, industriëelen of andere particulieren, die in Indië gekomen zijn om fortuin te makenen daardoor welvaart in het land brengen. Volgens mijn oordeel zijn schutterijen in de koloniën, strikt genomen, onnoodig, althans gelijk die nu zijn ingericht. Behalve de inboorling, heeft ieder belang aan het behoud der kolonie, vooral de vaste ^ingezetenendaarom zou ik ten opzichte van dezen het volgende bepaald willen zien 1°. Alle Europeanen en hunne afstammelingenwelke zich niet in mi litairen dienst bevinden, zijn verplicht van af hun 18c tot hun 40(' jaar bij de schutterijen dienst te doen. 2". Eens in de week zullen zij zich oefenen in hetgeen de soldaten- en pelotonsschool voorschrijft, betreffende de handgrepen, de vuren, het marcheeren in kolonne eu uit de flank, het practisch tirailleeren en ook in het schijfschieten. Voor hen, die hierin de noodige vaardigheid aan den dag leggen, zal deze oefening slechts eens in de maand plaats hebben. ■5". Om de twee maanden moeten de schutters zich vereenigen in de wijken waar zij wonenten einde wapens en ledergoed te laten inspecteeren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 474