489 Ik vrees echter minder dan hij voor de tegenwerking der administratie, welke administratie hij dan ook bedoele, en hoewel met hem van meening zijnde, dat eene scheiding-van civieleu en militairen geneeskundigen dienst, indien ze reeds mogelijk is, eene goede zaak voor het leger zal zijn, zoo geloof ik echter niet, dat men op die ingrijpende verandering behoeft te wachten, om in den militair-geneeskundigen dienst, zooals die thans is georganiseerd, reeds de nieuwe regeling van detacheering bij de korpsen in te voeren. Ook H. wil in dit opzicht den goeden weg op, doch het komt mij wel voor, dat, terwijl L. veel heil zocht in eene uitbreiding van het officiers- korps, II. daarentegen het hoogste welzijn ziet in de wel nuttige, doch zeker niet zoo onmiddellijk noodige, administratieve scheiding van burger lijke en militaire ziekenverpleging. Ook overdrijft hij weder even sterk bij de beschrijving der kazernes, als hij zulks deed bij die der hospitalen. Er zijn zeker nog zeer slechte kazernes in Nederlandsch-Indiëdoch er zijn er ook vele, waarin de sol daat goed gehuisvest is; en er zijn er zelfs enkele, die wij modellen zouden kunnen noemen. Yeel is er in de laatste jaren tot verbetering van het logies der troe pen verricht; zeker zooveel, als de bekrompen middelen, voor het mili tair bouwdepartement aangewezen, maar eenigszins toelaten; en wanneer men bij die verbetering der huisvesting voegt de nog onlangs toegestane sommen voor betere voeding, en de nog altijd een onderwerp van over denking uitmakende, doch ook zeker in te voeren meer doelmatige kleeding op marsch en te velde, dan kan men niet anders zeggen, dan dat onze regeering in het groote alles doet, om den straks door mij geschreven stelregel tot den hare te maken, en dat zij alles aanwendt, om voor de goede verpleging van den soldaat te zorgen. In het groote zeide ik, want mijns inziens kan erwat de détails betreft, nog veel gedaan worden. Het groote euvel is, dat de soldaat in Tndië niet genoeg afleiding heeft buiten de kantine, en hoewel het misbruik, van den sterken drank ge maakt, steeds afneemt, hetgeen de statistiek zou kunnen aantooneuzoo is het gebruik, dat daarvan gemaakt wordt, nog altijd te ruim voor eenen goeden gezondheidstoestand in de tropen. Hoevelen hebben wij er niet ieder onder onze ondergeschiktenwaarvan wij wetendat zij zoogenaamd een stevigen borrel drinken, maar die, terwijl ze nooit //buiten westen" zijn, ons toch hij den morgendienst al ergeren, wanneer ze te dicht in onze buurt komen. Het zijn overigens dikwijls zeer fatsoenlijke en zeer oppassende lui, 32

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 499