504 en hield het voor zeker, dat zij onmiddellijk zijne zijde zouden kiezen, zoodra hij den degen tegen Pruisen ging trekken. In deze verwachting is hij echter schromelijk teleurgesteld, terwijl het geloof van von Bismarck, aan de sympathie der Duitschers voor Duitschlandop eene éclatante wijze is bewaarheid. II. Elk geschiedkundig werk over Duitschland klaagt over de verbrokkeling van dit landin elke beoordeeling van het duitsche volkwordt zijne weinige eens gezindheid gelaakt. La t/uerelle iVallemand is tot een spreekwoord geworden. Ten gevolge van dezen stand van zaken was het steeds voor het buitenland zeer gemakkelijk, zich ten eigen bate in de onderlinge twisten te mengen, De roomsch-duitsche keizers uit het huis van Habsburg hebben er het hunne toe bij gedragen, om dezen toestand te bestendigen. Toen Pruisen groot begon te wor den hadden die vorsten alleen met dezen staat te doenen de geschiedenis vertoont ons het treurige verschijnsel, hoe twee volkeren, van een en dezell'de afkomst, elkaar aan hun lot overlaten, wanneer een hunner door vijanden be stookt wordt. Frankrijk en Rusland toonden ten dezen opzichte geen betere huurlieden te zijn, dan de beide groote duitsche mogendheden het, in hun eigen huis, waren. Vooral eerstgenoemde mogendheid was het, die zich telkens in de duitsche za ken mengde, daardoor herhaaldelijk zijn grondgebied wist uit te breiden, steeds met nieuwe eischen voor den dag kwam enals oorlogvoerende mogendheid duizendvoudige ellendë over Duitschland uitstortte. De oorlog dien Louvois, onder Bodewijk XIV, in den Pfalz voerde, was niet menschelijker dan een oorlog der Turken, en bekend is de verklaring van den markgraaf van Baden, dat hij, op één dag, van uit zijn kasteel, 22 ste den en meer dan 100 dorpen zijns lands zag branden; een werk van de moor dende en brandende bende van Louvois. Niet minder erg hielden, in 1793, de fransche sansculottes en later de troe pen van den eersten Xapoleon, in üuitschland huis, en het is hartverscheurend te lezen, wat zij te Hamburg, Berlijn, Weeneu en elders misdreven; hoe zij het volk uitzogenhunne vorsten beleedigden, en met nietswaardige creaturen, rnai- tressen en spelers, den buit verdeelden. Waarlijk, men had Jobsgeduld. De duitsche geschiedschrijver Bölliger heeft gelijk, als hij, op het eerste blad van zijn werk, het motto schrijft: uBe geschiedenis van Duitschland is Duitschlands veroordeeling Van lieverlede kwam echter het meer verlichte gedeelte van het volk tot in keer. Mannen van groot zedelijk gehalte legden de hand op de gevoelige plekken, en bewezen dat Duitschland, bijna altijd, ten genoege van zijne vor sten, onderling oorlog had gevoerd; dat de vijand, hiervan gebruik makende, de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 514