505 f\ duitsche natie in zekere onmondigheid wenschte te houden; dat men echter, één zijnde, even sterk was als elke andere mogendheid, en dan ook een woord zoude kunnen en durven medespreken, wanneer gewichtige vragen behandeld moesten worden. Twee vijanden moesten hiertoe vooraf overwonnen en onschadelijk gemaakt worden, en het hervormde Pruisen moest dit waagstuk volvoeren. Had men eerst het machtige Oostenrijk onder den voet, de kleine, het aanhangende, Duitsche vorsten, op zijde geschoven, en zich op alle mogelijke wijzen versterkt, dan, meende von Bismarck, kon men tegen Frankrijk marcheeren en aan dit land zijne suprematie ontwringen. Bij deze groote onderneming, is von Bismarck, schoon veelvoudig miskend en aangevallen, de ziel van den strijd geweest. Met diep inzicht van zaken, met groot diplomatiek beleid, vol energie en voor niets terugdeinzende, wist hij zijne vijanden te tarten, te verzwakken en, in de oogen van de wereld, zwart te maken, om dan, met reusachtige kracht, op hen te vallen en ze te verpletteren. Door en door staatsmanscheen hijin den beginne van den strijd, meer Pruis dan Duitscher. Dit is hij echter niet. Wel is waar moest hij eerst den naam van Pruisen voorop stellen enmet pruisische vaandels en krachten, tegen Oostenrijk strijden; maar toen hij het zwaard trok tegen Napoleon 111, stond reeds, met uitzondering van het geneu traliseerde Oostenrijk, geheel Duitschland aan zijne zijde. III. Kene der grootste en meest gezochte beschuldigingendie men tegen von Bismarks politiek heeft ingebracht, is het verwijt, dat hij de traditioneele rech ten van zoovele vorsten geschonden heeft. Wat kon, meende men, voor zulk een man nog heilig zijn, die met zijn eigen vorst gelijkstaande monarchen zoo stout van hunne troonen stiet? Men bedacht echter niet, dat Hannover bijna altijd Pruisen's plannen tegenwerkte; dat Hessen op eene hoogst autocra tische, geheel anti-duitsche wijze, geregeerd werd, en dat, in beide landen, het verlichte gedeelte van het volk haakte naar eene verandering, die eene betere toekomst kon bereiden. Zoodra waren niet beiden bij Pruisen ingelijfd, of men haastte zich, hunne contingenten op pruisischen voet te organïseeren. Ook mocht het aan von Bis marks politiek gelukken, de zuidduitschesouvereiri gebleven vorsten, evenals het overwonnen Saksen tot een militair verbond over te halen. Was eens de Pruisenvrees en haat overwonnenbegon men daar in te zien, dat de minister een liooger doel in het oog had, dan zijne bondgenooten voor Pruisens welzijn op te offeren, ja dat'zijne staatkunde alleen ten hunnen voordeele moest uitvallen, dan kon hij ook verzekerd zijn, bij eerien eventuëelen strijd met Frankrijk door hen geholpen te worden. 33

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 515