508
IV.
Nauwelijks vernam liet naar nieuws hakende Europa de mare van Frankrijks
oorlogsverklaring, of men besefte daarvan ook onmiddellijk al het gewichtige en
onverantwoordelijke. Het gewichtige, met het oog op Huitsclilands te herwin
nen positie, in het europeesche statenverboudhet onverantwoordelijke, ten
opzichte van het moedwillig uit de lucht gegrepen motief voor den krijg.
Men begreep, met uitzondering van Frankrijk, overal, het gevaar, waarinde
keizer van Frankrijk, zich willens en wetens ging storten, en greep, zonder
dralen en met eene zenuwachtige gejaagdheid, naar den degen.
België en Holland gingen, ten dezen opzichte,, voor, wapenden zich, en ver
klaarden zich tevens neutraal.
Hetzelfde deden Engeland, Oostenrijk, Italië en Kusland.
Niemand dacht aan een verbond met Frankrijk, ja elkeen trok de vele draadjes
van verbinding of vriendschap met dat land terug, instinctmatig gevoelende, dat
nuhoogst waarschijnlijk, het oogenblik was gekomen, om Napoleon alleen de gevol
gen te doen ondervinden van zijne politieke machination gedurende twintig jaren.
Wie von Bismarck en het Duitsche volkskarakter kende, twijfelde geen.oogen-
blik aan Pruisens overwinning. Men zag alles aankomen en voorspelde, door
een onwrikbaar gevoel van overtuiging, Hat die overwinning moest volgen, alsof
rle gegeven omstandigheden mathematisch vastgestelde getallen waren, waarmede
men niet anders rekenen kon.
In beide landen juichte het volk, en begroette het des keizers proclamatie met eene
vieugde, als moesten daaruit geluk en zegen geboren worden. Maar terwijl men
zich, in Parijs, alleen boos maakte over de bêtise van Pruisen, dat, door de
goedkeuring van de kandidatuur van den prins van Ilohenzollern voor den
spaanschen troon, Frankrijk in het aangezicht had geslagen, en velen van het
volk niet eens wisten, of men nu het eerst naar Petersburg, Berlijn of Weenen
moest marcheeren, trok Pruisen met zijne vastberaden mannen ten strijde, recht
op het doel af, naar Parijs.
Wij moeten, gedurende deze introductie tot den oorlog, deleden van de linker
zijde in het wetgevend lichaam te Parijsen onder hen vooral den ouden strijd-
lustigen voorvechter van Bodewijk Philips, den heer Thiers, bewonderen. Hij, die
ni vroegere jaren, zich zoozeer had bevlijtigd om den burgerkoning tot eenen'oor
log met Duitschland over te halenen die Duitscjiland zeer goed kent, hij
sprak voor dezen keer tegen den oorlog, en stelde zelfs het ministerie en de
rechterzijde verantwoordelijk voor deze hoogst ongelukkige provocatie en de
daaruit voortvloeiende gevolgen. Dat men hem zijne vrijmoedige verklaring
euvel duidde, toont ons hoe weinig deze menschen met den stand van zaken
111 Duitschland bekend waren, en hoe blind zij in den val liepen, door von
Bismarck opgesteld.
Hoogst opmerkenswaardig is, ten dezen opzichte, de houding van de geheele