526 het toon eel van tien oorlog kunnen worden, waar onze krijgsmacht dus tot optreden kan worden geroepen, bekendheid met de getalsterkte, taal, zeden en gewoonten, bestuurs-regelingenvechtwijze en bewapening der volkeren, die te eeniger tijd zullen trachten zich aan ons gezag te ont trekken, bekendheid met hunne geschiedenis en de hulpmiddelen die de verschillende landen voor den oorlog kunnen opleveren, hunne vervoer middelen, communication enz., bekendheid met de legerinrichtingen van die mogendheden, zoowel van Europa, als van Britsch-Tndië, Cochin- China en Amerika, waarvan wij nu of later eenen aanval op onze kolo niën hebben te vreezende sterkte hunner vlotende strijdmacht welke die staten daarover kunnen afzonderen, het aantal schepen voor den over voer benoodigd, gehalte en bewapening, der troepen enz. Tot verkrijging vau die kennisen tot het zich toeleggen op die vakken, welke reeds op blz. 359 en 360 hiervoren werden vermeld, is eene uit gebreide en veeljarige studie noodig, die in vredestijd alleen aan eenen troed saamgestelden generalen staf kan, en ook moet worden opgedragen. De voorafgegane beknopte opsomming toont de gegrondheid mijner be wering reeds duidelijk aan, dat de behoefte aan eenen generalen staf van Ned. Indië nog grooter is dan bij elk ander leger, omdat de werkkring der staf-officieren hier nog meer omvattend zou moeten zijnen zij uit den aard der zaak bij hunnen arbeid met veel meer moeielijkheden zouden te kampen hebbendan in Europa het geval kan zijn. Het velddoor den staf-officier in Indië te bearbeiden, ligt nog bijna geheel braak; hier bestaat nog volslagen onbekendheid omtrent vele landen van onzen Archi pel; vervoermiddelen en transpoitwegeu zijn hier nog in hunne geboorte; hier bestaat gemis ook aan andere hulpdie in Europa zoo ruimschoots wordt aangetroffen. Maar, zal een oningewijde wellicht vragen, heeft dan nog geen enkel legerkommandant op die behoefte gewezen, en op voorziening in deze aangedrongen lu 1811 schijnt ook het Ned. Intl. leger korten tijd het voorrecht te hehben gekend, een generalen staf te bezitten, althans, behalve den staf van den Maarschalk, (1 luitenant- kolonel en 3 kapiteins), bestond bij het hoofdkwartier de generale staf uit: 1 brigadier [chef], 2 luitenants-kolonels [adjoints], cii 1 eerste luitenant [id.] en het commissariaat van oorlog uit 1 chef [kolonel], 4 commissarissen van oorlog [luitenant-kolonels], en 5 adjoints. Het leger was ingedeeld in eene mobiele divisie, en drie divisiën, waarvan eene te Ba tavia, eene te Samarang en eene te Soerabaja.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 536