527
Tot, antwoord op die vraag kunnen we slechts mededeelen, dat wij in
dat opzicht de archieven niet konden raadplegen, maar als zeker kunnen
we aannemen, dat de legerkommandanten daarbij ook zullen afgeschrikt
zijn door de betrekkelijk hooge kostendie met de oprichting van eenen
generale staf noodwendig moeten gepaard gaan.
Rpeds voor jaren herwaarts werd aan onze legerhoofden steeds het wach-
woord bezuiniging toegeroepen, en pas drie jaren geleden werd aan het
legerbestuur medegedeeld, dat geene voorstellen, waaraan uitgaven waren
verbondenmeer aan het opperbestuur zouden worden doorgezonden, die den
toets van dringende noodzakelijkheid niet ten volle konden doorstaan.
En we weten 't helaas maar al te zeer door ondervinding, dat hetgeen
onze legerkommandanten noodig en meer dan noodig oordeelden, door
civiele personen als overbodig werd beschouwd, omdat ze dat niet wilden
begrijpen, of niet bij machte waren dat te kunnen beoordeelen.
En dit is alweder een treurig gevolg van de zoo afhankelijke en in
de laatste jaren dikwerf onhoudbare stelling, die men onze legerkomman
danten heeft doen innemen.
Waar toch ter wereld, behalve in Ned.-Indië, heeft men anders gezien,
dat voorsteilen en voordrachten, door het krijgsbestuur gedaan, na rijpe
overweging en na getoetst te zijn aan de oudervinding van mannen van
De staf der mobiele divisie bestond uit:
1 luitenant-kolonel,
1 kapitein-adjoint
l commissaris vau oorlog, en
1 adjoint.
De staf van elk der drie andere divisiën was samengesteld uit:
1 luitenant-kolonel,
1 kapitein-adjoint, en
1 commissaris van oorlog.
Indien wij wel- zijn ingelicht, hebben de generaels van der Wijck en von Gagern bij
hunne legcrformatiën, passende bij de door hen ontworpen dcfensicstclsels, ook op eenen
generalen staf gerekend, doch evenals men, in strijd met de Koninklijke Besluiten (o. a.
van Augustus 1853), nimmer de goedgekeurde legerorganisatie van von Gagern heeft tot
stand gebracht, maar steeds ver beneden dat cijfer is gebleven, dit als eene zaak van latere
zorg beschouwende, evenzoo is het nimmer tot de oprichting van eenen generalen staf gekomen,
Dat wekt te meer de bevreemding op, omdat wij in de Aanteekeningen over Koloniale
onderwerpen van den Heer E. de Waal, (den tegenwoordigen minister), o. a. vermeld vinden
dat Indië in den loop van 1837, niets meer aan het moederland had terug te betalen van
hetgeen vroeger voor de kolonie was besteed, en dat het batig saldo vau Java, of de rechts-
trecksche opbrengst der Indische staatskas aan de Nederlandsche, van 1831 t/m. 1863,
met minder heeft bedragen dan 5074 millioenen guldens, dat is dus gemiddeld 23T'T mil-
lioea 's jaars.