535 gegeven vau de gezindheid van een deel der Javaapsche bevolking, met opzicht tot ons bestuur. Bij die terechtwijzing werd o. a. ook opgemerkt, dat de officieren dei- militaire verkenningengeen «^«/-officieren warenen dat zij zich dus alleen met terreinopneming en niet met politieke beschouwingen hadden in te laten. Thans achten wij 't wenschelijk, hier nog te wijzen op de navolgende, naar onze meening zonderlinge, omstandigheid. Het topographisch bureau en de militaire verkenningen, (waarbij slechts 1 hoofd-officier der genie, 3 kapiteins en 7 luitenants der infanterie), maakt een onderdeel uit van de geniedirectie. De geographische dienst, (waarvoor eerst in 1862 eene organieke regeling is vastgesteld), die in zulk een nauw verband staat met de topographische opnemingen, is ge steld onder het onmiddellijk toezicht van den kommandaut der zeemacht. Een statistiek bureau bestaat in Ned. Indië eerst sedert September 1863, doch nog alleen maar ten dienste van het civiel bestuur; als een gevolg daarvan is dat bureau, hoewel weder in een nauw verband staande met de topographische opname, geheel onder het toezicht gelnacht van het civiel departement (algemeene secretarie); in de behoefte, die in dat opzicht niet minder bij het leger bestaat, is dus nog niet voorzien. Het spreekt wel van zelf, dat, zoodra bij het Ned. Iud. leger een' ge- neralen staf mocht worden opgericht, zoowel de militaire verkenningen als de geographische dienst en de statistieke opname een onderdeel van dat korps behooren uit te maken. We zeiden hiervoren reeds, dat in Indië de werkkring der staf-officieren uitgebreider zou moeten zijn, daii ergens anders, en dat we het noodig oordeeldendat zij in vredestijd ook belast werden met het opsporen de? hulpbronnen van elk land, zich toelegden op de keunis van alles wat tot de bevolking betrekking heeft. Om dit in algemeenen zin samen te vatten, zouden zij in vredestijd belast moeten worden met de samenstel ling van militaire beschrijvingen der landen, deel uitmakende van ons uitgestrekt gebied. Hierdoor zouden die officieren dus ook bekend raken met alleswat betrekking heeft tot het civiel bestuur; zij zouden cene grondige kennis opdoen van de taal, zeden en gewoonten van elk land, waar zij werkzaam werden gesteld. Zoolang er nog geen generale staf is zon dit de aangewezen taak zijn der intendance, doch wij geloovcn niet, dat deze zich tot dusver veel om die hoofdzaak heeft bekommerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 545