560 daar! waarde I/. alle zoovele verbeteringen, die door IJ niet schijnen op gemerkt te zijn; en die ik toch vertrouw, dat sedert mijn verblijf in Indië wel niet in onbruik zullen zijn geraaktvooral nietdaar de toenmalige kommandant van het werfdepot ook thans nog aan het hoofd dier inrichting is gesteld; en dat zijne wijze van dienen sedert niet zal zijn verflaauwd, mag dunkt mij met eenigen grond worden afgeleid uit de omstandigheid, dat die hoofd-officier, sedert niet alleen tot luitenant-kolonel, en kolonel is bevorderdmaar bovendien door Z. M. den koning is gedecoreerd als ridder van den Ned. Leeuw. Dat echter, ook bij de strengste controle, nogtans kleine oneerlijkheden kunnen plaats vinden, wie zal het ontkennen? maar, bekend als ik ben met de talrijke maatregelen en verbeteringen, die reeds jaren geleden zijn ingevoerd met het doelom het vroeger bestaande kwaad geheel uit te roeienmag ik een ongemotiveerd anathema over het koloniaal werfdepot niet laten uitspreken, zouder daartegen met kracht op te komen. Maar, er is nog eene omstandigheid die niet uit het oog mag verloren wordenze isdat slechts weinige- Indische officieren (en ik vermeen L., uit uw schrijven te mogen afleiden dat ook gij dien rang bekleedt) ge noeg bekend zijn met, maar daarentegen bijua alle een te groote antipa thie hebben tegen het koloniaal werfdepot, om er een volledig en onbe vangen oordeel over te kunnen uitspreken. In den regel leert de Indische officier Harderwijk slechts kennen (of niet kennen) door een tweevoudig, zéér vluchtig bezoek. De eerste maal komt hij er gewoonlijk des avonds, om des anderen daags zich te presenteeren of zijn eed af te leggen, en daarna zoo spoedig mogelijk weder te vertrekkende tweede maal vertoeft hij er eenige dagen langer, namelijk als hij bestemd is tot geleider van een detachement. Dan vooral doet hij't zij als kommandant't zij als medegeleidend officier, die bepaalde antipathie tegen' Harderwijk op, waaraan, zoo ten onrechtehet werfdepot aldaarin Indië zijne vrij algemeen ongunstige repuatie te danken heeft. Dan wordt hij gekweld door administratieve of geldelijke zorg in die vervelende stad; dan ziet hij, hoe tal van industrieëlen, waarvan Harderwijk overvuld is, als bijën op den vertrekkenden koloniaal afkomen, om hem slechte en overtollige koopwaar tegen hooge prijzen te verkoopenen hem zoodoende zijn laatste gulden afhandig te maken. Terecht wekt dit zijne verontwaardiging op; maar, primo: men is man> en behoeft zich niet te laten beetnemen als men niet wilsecundovindt men nagenoeg hetzelfde te Hellevoetsluis, 't Nieuwe Diep, Brouwershaven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 570