564 Ik zal nu dien scherpzinnige» denker het woord laten, maar mij vooraf eene enkele aanmerking veroorloven. 11ij ontzegt aan den grootsten krijgs man van den nieuwere» tijd alle defensief genie aucune aptitude). Het behoort toch ook tot de eischen van de verdediging telkensals de gele genheid gunstig is, over te gaan tot den aanval. Heeft Napoleon daar aan niet beantwoord in 1796, in 1800, in den schitterenden veldtocht van 1814, toen de verbondene legers van verschillende zijden Frankrijk binnendrongen? Ik laat het antwoord op de vraag aan deskundigen over. Littré zelf wijst er op. Eene tweede aanmerking. Mag men aan Napoleon verwijten, dat hij in 1706 van de verdediging tot den aanval overging, om het meest be slissende voordeel op den vijand te behalen? Mocht hij, als ondergeschikt soldaat van het Directoirezich daarvan laten terughouden door beden kingen van zedelijken of politieke» aard Gaan wij over tot ons opstel. Bossuet zegt in de Lijkrede van den prins va?i Condé: //Laat ons //omdat, tot ons ongeluk, wat het meest noodlottig is voor het menschel ijk //leven, te weten de krijgskunst, tevens het vernuftigste is, wat wij hebben, //en de meeste bekwaamheid vordert, eerst het groote genie van den prins //van dien kant beschouwen." Daarentegen wil Paul Louis Courier, in zijn1 geestige» uitval, getiteld Conversation chez la comtesse cfAlbany verre van te bekennen, dat dit het vernuftigste is, wat wij hebben, en de meeste bekwaamheid vordert, zelfs niet toegeven, dat er militair genie bestaat, en hij bedient zich juist van dienzelfden Condé voor zijne stelling: //Een jong prins van achttien jaren komt met een postrijtuig van het //hof aangereden, levert een1 slag, wint hem, en zie! hij is vpor zijn //geheele leven veldheer en de grootste veldheer van de wereld." Wie dan toch? vraagt de gravin. Wie heeft gedaan, wat gij daar //zegt? - De groote Condé. O, die, dat was een genie. Eeer zeker. En Gaston de Eoix? De geschiedenis is vol van //zulke voorbeelden. Maar die dingen ziet men niet in de andere kunsten //gebeuren. Een prins, hoeveel genie hij ook van den Hemel ontvangen //hebbe. maakt niet, gelaarsd en wel, terwijl hij van zijn paard stijgt, //den Slahal van Pergolese of liet Heilige Gezin van Raphael." Deze Conversation werd geschreven in het begin van 1812, en op dat oogeublik was Courier, geërgerd over wat men den keizerlijken roem noemde, niet in eene stemming, om de krijgslieden en veroveraars te vleien. Maar zoo men recht moet doen wedervaren aan het gevoeldat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 574