5«5 iiem drijft, moet men het oordeel niet aannemen, dat dit gevoel hem in geeft. Wanneer een leger gevormd en voorzien is van den geheelen mi litairen toestel, in verband met den overeenkomstigen toestand der nijver heid, is het blijkbaar niet onverschillig er op deze of gene wijze gebruik van te maken. Dit gebruik vereischt al de graden van de bekwaamheid, tot zelfs het genie. Een leger is eene krachten gelijk alle krachten brengt het slechts zijne machtigste uitwerkingen voort door het hoofd dat het bestuurt. Maar ofschoon ik het zeggen van Courier wraak, wil ik aan de monar chale en aristocratische phrase van Bóssuet niet hare volle beduid'enis laten. Neen, de krijgskunst is niet het vernuftigste, wat het leven heeft, en vordert niet de meeste bekwaamheid. Want aan den eenen leant is zij, in hare werktuigengeheel onderworpen aan de wetenschap en de volks vlijt, en aan den anderen kant is zij slechts een gedeelte van de staats kunst, een te gewichtiger gedeelte, ik stem liet toe naarmate men meer opklimt tot de oudheid en de tijdperken, waarin de oorlog onop houdelijk het bestaan zelf van de steden bedreigde en in handen van Griekenland en Rome eindigde met de beschaving te doen zegevieren over de barbaarschheid. Dit gedeelte, dat in belangrijkheid afgenomen is, zal nog meer afnemen, en tegenwoordig, bij voorbeeld, doet alleen het vraag stuk van de verhoudingen tusschen arbeid en kapitaal het reeds verre op den achtergrond wijken. De geschiedenis van het verband, dat er bestaat tusschen de militaire en de maatschappelijke inrichting, is de aandacht waard, en om uit hare eerste beginselen te voorschijn te treden, heeft de krijgskunst zekeren graad van beschaving noodig. Ook trad zij eerst in Griekenland in haar waar karakter in het licht, liet is onbetwistbaar, dat Egypte, Assyrië, Judea, Medië en Perziii groote legers bezeten en groote oorlogen gevoerd hadden, maar zij hadden nooit dat tijdperk overschreden, waarin de mili taire massa's vooral werken door haar gewicht en hare onstuimigheid. Zeer talrijke legers, bezield doör krijgslust en dorst naar buit, en stout voorwaarts gedreven door een hoofd, zijn altijd te duchten, vooral tegen kleine Vereenigiiigen en als deze kleine vereenigingen niet koelzinnig de middelen weten te berekenen om de schrikwekkende horden te ontbinden. In Griekenland deden de vaderlandsliefde, de vrijheidsmin, de poëzie, de wijsbegeerte, de kennis dat alles vinden, en men zag spoedig, hoe het oude Oosten ten achter was, toen het tegen Athene en tegen Sparta zijn' roem en zijne overmacht kwam vernietigen. Karthago zelfs, dat aan Rome de wereldheerschappij betwistte, was,nog, wat krijgsbekwaamheid aanbelangt, in den toestand van de Aziatische

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 575