566 staten, en een Grieksch officier moest komen, om het gebruik te lee- ren maken van zijne ruiterij, van zijn terrein, van zijne olifanten, en liet kleine Romeinsehe leger, dat den staat verwoestte, te verslaan, zoodat Regulus gevangen werd genomen. Het is waar, liet maakte spoedig vor deringen in een beroep, dat het zoo middelmatig uitoefende, en Hannibal toonde, welke leerlingen gevormd konden worden in die stad, die blijk baar, gelijk Rome, de Grieksche beschaving zou hebben aangenomen,'als zij gezegevierd had in dat gedenkwaardig tweegevecht tusschen Afrika en Italië. Aan Itome viel werkelijk de militaire erfenis van Griekenland ten deel. Als men er op let, dat er tusschen de inenschengroepenwaar de bescha ving het sterkst wortel had geschoten: het Oosten, Griekenland, Italië, Afrika, tegenover een nog geheel barbaarsch Westen, geen enkele band was, die eenige samenstemining of evenwicht kon tot stand brengen, en dat men volstrekt of verwonueling bf verwinnaar moest zijn (ook van toe passing op onzen toestand in IndiëP), zal men erkennen, dat Rome in derdaad het historische werk verricht heeft eene onvérbreekbare vastheid te geven aan de politieke grondstoffendie de oude wereld vormden en aan de nieuwere wereld het aanzijn nloesten geven. Wat men daarin waarneemt van toomelooze heerschzuchtwoeste vader landsliefde, vergoten bloed, is de uitwerking van de smartelijke voor waarden die de natuur van den mensch aan de ontwikkeling van den menseli heeft opgelegd. Met haar half barbaarsch en half Romeinsch karakter vertoonen de mid deneeuwen een' militairen terugtred. Het Westen ziet die ordelooze en onstuimige horden, die het Oosten gezien had; alleen zijn het hier ridders, beslagen met ijzer en gedragen door krachtige paarden, gevolgd door diena ren te voet. Zoolang men 'te midden van de •leenheerschappij was, voelde men geeue behoefte uit zulk een toestand te treden; in dat tijdperk ver wierf de Eransche ruiterij haren schitterenden naam, zegepralende bij Bou- vines, en geducht op alle slagvelden. Maar toen andere tijden kwamen en de Westerlingen tot nieuwigheden overgingenwaarvan zij het doel niet zagen, maar waarvan zij de aandrift voelden, werd de vroegere militaire inrichting even verouderd als die der koningen van Medië en Perzië het was. He Eduard's- en de Hendrik's van Engeland, die uitstekende vorsten^ werden het gewaar, en, partij trekkende van- het terrein, van de werptui gen en van het voetvolk, berokkenden zij den Eranschen die verschrikke lijke rampen van Crécy, van Poitiers en van «\zincourt, waarbij zeer De Spartaan Xautliippos

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 576