577 onderwerpen aftrok, maar in dien marsch van honderd twintig uren, waarin Barclay, het Russische leger behoudende, het Pransche leger en zijne oor logsmiddelen versleet. Men zal zien, dat hij niet beter den oorlog wist te voeren, als hij, op zijne beurt aangevallen, zich had te verdedigen tegen de vijanden, die hij verwekt had. De groote ramp is geleden en wij zijn nu in 1813. Bossuet zegt van den prins van Condé: //Ziet gij, hoe hij alle voordeelen in het oog houdt, die hij of geven of nemen lean? Met welk eene vlugheid brengt hij in één oogenblik de tijden, de plaatsen, de personen, en niet alleen hunne belangen en hunne talenten, maar ook hunne luimen en hunne grillen voor zijn geest! Ziet gij, hoe hij de ruiterij en het voetvolk van den vijand schat naar den aard van het land of van de verbonden vorsten? Niets ontsnapt aan zijn' vooruitzienden blik." Deze gave van vooruit te zien, die Bossuet in deu prins van Condé prijst, ontbrak aan Napoleon. Toen hij vernam, dat Pruisen zich tegen hem verklaarde, zeide hij: //Het heeft vier millioen vijfhonderd duizend zielen het kan mij binnen twee maanden veertigduizend man tegenoverstellen, en nooit meer dan vijf en zeventig duizend; dat beduidt weinig" (Charras, Guerre de 1813, p. 310). Welnu, datzelfde Pruisen, zoo laag geschat, had, onder de aandrift van de vaderlandsliefde, binnen twee en een halve maand zijn leger op honderddertigduizend man gebracht, die twee maanden later onder steund werden door honderdtwintigduizend man landweer, in liet geheel tweehonderdvijftigduizend man (Charras, Ibid., p. 226). Alles was naar evenredigheid. In eene taal, die hij deed zwellen om te verschrikken, had Napoleon gezegd, dat hij weder in Duitschlaud zou verschijnen met achthonderdduizend manhij verscheen er weder met drie honderdduizend. Om hen bijeen te brengen verrichtte hij wouderen van bekwaamheid en werkzaamheid, maar deze wonderen beletten nietdat dit leger nieuw was, zonder samenhang, vol van te jonge rekruten, met eene ontoereikende ruiterij, zonder andere drijfveer tot den krijg dan den wil van den keizer; bovendien had het geene reserve achter zich; als het verloren ging, bleef er niets over, waardoor Prank rijk liet vervangen kon; het was letterlijk het penningsken van de weduwe; men moest het sparen als de laatste hulpbron; het kon slechts dienen om onderhandelingen te schragen en een1 eervollen vrede te sluiten. Wat kontrast bij de bondgenootenEen leger, waarin de door den oorlog geharde soldaten talrijk zijn, eene sterke ruiterij, de aandrift van eene geestdriftvolle vaderlandsliefde, de ijver van Daartoe was Pruisen na de nederlaag bij Jena gebracht geworden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 587