590
voordeele onzer kameraden onze opmerkingen ten beste geven. Die opmer
kingen zijn trouwens, al vnllen ze misschien eenige bladzijden van dit tijd
schrift, in vergelijking met den geleverden, omvangrijken arbeid, van zoodanig
ondergeschikten aard, dat zij ongetwijfeld wel, al zijn ze ook allen even
juist, geene wijziging zuilen kunnen brengen in de gunstige opinie, waar
mede het militair publiek sedert lang deze handleiding heeft vereerd.
Beschouwen wij in de eerste plaats de rechtspleging bij de landmacht,
zooals deze door de schrijvers is toegelicht.
Bij artikel 11 is de algemeene order no. 21 van 1866 vermeld; deze
is daar niet op hare plaats, maar had behooren te volgen op artikel 12,
dat bepaald over preventief arrest handelt.
Bij artikel 15 had de algemeene order no. 32 van 1869 opgenomen moe
ten zijnmet wijziging van de op bladzijde 40 voorkomende algemeene
order no. 9 van 1864 toch is daarbij bepaald, dat eene opgelegde straf
geheel moet zijn ondergaan, voordat daarover klachten mogen worden in
gebracht.
In de aanteekening onder artikel 28 had o. i. naar de algemeene order
no. 27 van 1863, die intusschen op de volgende bladzijde onder artikel
29 voorkomt, behooren verwezen te worden.
De algemeene Order tio. 55 van 1862 is niet op artikel 29, doch op
artikel 234 en 160 toepasselijk.
De eerste aanteekeningen onder artikel 37, luidende //de officieren com
missarissen worden den auditeur-militair tot onderzoek toegevoegd enz."
is naar onze meening volkomen onjuist. Blijkens artikel 35 toch worden
officieren-commissarissen benoemd, om den beklaagde te hooren en al
zulke verdere informatiën te nejiènals vereischt wordenhet zijn dus
de commissarissenniet de auditeurdie het onderzoek houden.
Hetzelfde blijktmeenen wijook zeer duidelijk uit artikel 45, blijkens
hetwelk laatstgenoemde wel de vraagpunten voor het verhoor in gereed
heid brengt, maar deze vóór den aanvang van het verhoor aan de commis
sarissen moet overgeven, //ten einde hen in de gelegenheid te stellen om,
zoo zij daarop eenige aanmerking hebben, die te doen veranderen." Daar
uit volgt wel zonder eenigen twijfeldat de auditeur-militair aan de offi
cieren-commissarissen is toegevoegd, en niet omgekeerd.
Het is eene vrij algemeene grief tegen onze militaire wetboekendat
bij de bestaande wijze van rechtspleging de auditeur-militair allicht een
overwegenden invloed erlangt. Deze invloed zou door verkeerde wets
interpretatie nog grooter wordenwij vestigen daarom de aandacht op
het bovenstaande.