593
Daar liet werk van mr. Pols niet in ieders handen is, ware eene toe
lichting van de zijde der schrijvers niet overbodig geweest. In de //in
leiding tot de 2e uitgave' wordt wel gezegd, dat //eene meer uitgebreide
bewerking van het crimineel wetboek dan thans is geschied nooit de be
doeling is geweest," maar nu toch bij vele artikelen eene toelichting is ge
plaatst, had zij o. i. hier bij artikel 117 niet mogen ontbreken.
Aan de straks gestelde vraag sluit zich die aan, of de bepaling van
artikel 161 ook op officieren toepasselijk is. Dit is het eenige artikel,
zegt inr. Pols, krachtens hetwelk aan officieren kruiwagenstraf kan worden
opgelegd. Vermoedelijk is dit ook in verband met artikel 162 en 164 de
bedoeling niet geweest, en heeft men zich hier, evenals in artikel 117, vergist.
Moet nu artikel 161 naar de letter worden toegepast? Gaarne hadden
wij hieromtrent de zienswijze van den heer van der Ilout vernomen.
Bij artikel 191 had opgemerkt kunnen worden, dat in verband met
artikel 152 eene goede rechtsbedeeling vordert, de straf van den kruiwa
gen voor hoogstens drie jaren op te leggen.
Omtrent het reglement van krijgstucht merken wij het volgende op.
Bij artikel 7 had men kunnen verwijzen naar de algemeene order no. 70
van L362bij artikel 25 naar artikel 30 der regeling van de bevordering,
het ontslag en de op non-activiteitstelling enz. (algemeene order no. 13
van I860.) bij artikel 29 naar de algemeene order no. 5 1 van 1843,
waarbij de tijdelijke degradatie is afgeschaft, en naar de circulaire van het
militair departement van den 5den Januari 1861 no. 2, blijkens welke
adjudanten-onderofficier dd. officier, ten opzichte der straffen als onder
officieren moeten worden beschouwdbij artikel 35 naar de algemeene
order no. 3 4 van 1850, bij artikel 38 naar de algemeene order no. 65
van 1862, en bij artikel 51 en 52 naar de algemeene order 1844 no. 5 4.
lie eerste toelichting achter artikel 25 is thans, nu de bepalingen omtrent
het recht van verblijf sedert zijn gewijzigd, stilzwijgend gedeeltelijk vervallen.
De algemeene order 1833 no. 5 3 en 1864 no. 4 behoorden, inslede
van onder artikel 28, onder artikel 54 voor te komen.
De algemeene order 1860 no. 13, 1840 no. 6 15 en 1842 no. 4
11 belmoren m. i. evenmin onder artikel 28 vermeld te worden.
Bij artikel 30 had opgemerkt kunnen worden, dat, blijkens artikel 150
van het reglement voor den inwendigen dienst, het doen van strafwachten
is vervallen.
De bepalingen, onder artikel 31 voorkomende, staan daar niet allen op
hare plaats, en hadden moeten voorkomen onder de artikelen, waarop zij
betrekking hebben.