609
Waaneer men den vooruitgang in de wapentechniek opmerkt dan komt
men onwillekeurig tot de gedachte, of de oorlogen niet steeds bloediger,
de oorlogswerktuigen niet steeds moorddadiger zullen wordenzoodat
dapperheid, tactiek en strategie nutteloos zijn zullen, en alleen de hoeda
nigheid en het aantal van zulke werktuigen over het einde van den krijg
moeten beslissen? Men moet hierop ontkennend antwoorden.
De ondervinding leert, dat de troepen zich in den regel niet gaarne
tot den laatsten man opofferen; dat zij den strijd opgeven, zoodra zij de
hoop verliezen den vijand nog te kunnen overwinnen; hoe moorddadiger
nu de uitwerking der vuurwapenen wordt, des te spoediger komt het
oogenblik, waarop ééne der strijdende partijen zich niet meer tegen de
andere voelt opgewassende verliezen zullen dus niet rrrooter zijn dan
vioeger; integendeel zullen ze kleiner worden, want, daar zij spoediger
op elkander volgen, zullen zij veel grooter moreele uitwerking hebben.
Hoe korter nu de tijdruimte wordt, binnen welke het vuurgevecht tot
eene beslissing moet leiden, des te meer noodzakelijk wordt het, zich de
voor zoodanige handeling gunstige kansen te verschaffen, en daaruit volgt,
dat niet dat leger overwinnen moet, welks geweren het beste en snelste
schieten, maar wèl het leger, dat, met goede wapenen, het beste weet
te mauoeuvreeren. Hij, die zijn tegenstander tactisch weet te misleiden,
in te sluiten, in de flank aan te vallen, zal veeleer tot beslissende resul
taten geraken, daar hij, met behulp der verbeterde vuurwapenen, van het
behaalde voordeel krachtig partij zal kunnen trekken. De krijgswerktuigen
blijven slechts doode middelen, die eerst in deskundige handen krachtig
en nuttig worden. Men kan stellig beweren, dat met den vooruitgang
van de wapentechniek ook steeds hoogere eischeu aan de tactische geoe
fendheid der troepen gesteld moeten wordenen dat gebreken in dit op
zicht thans veel nadeeliger gevolgen zullen hebben dan vroeger, toen
dapperheid en discipline over menigen misslag heenhielpen.
De tegenwoordige infanterist moet dus, om kort te gaan, zoo weten
te strijden, dat hij door den vijand volstrekt niet gezien wordt, maar
dezen zooveel doenlijk afbreuk doet. Zoodra hij dit kent, zal hij weinig
nadeel ondervinden van kogelspuiten en andere nieuwe uitvindingenen
dan zal hij meer zelfvertrouwen verkrijgen, zoodat hij zich door verhalen
van nieuwe helsche werktuigen niet licht meer laat ontmoedigen. Wij
bedoelen hiermede natuurlijk niet, dat het bij goede tactische vorming
der troepen onnoodig zou zijn zich verdergaan technische verbeteringen te
storen; men moet deze zorgvuldig volgen, daar het krankzinnig zou zijn,
zich de mogelijke middelen tot groote resultaten niet ten nutte temaken
maar men zal ten strijde trekken met de overtuigingdat men in alle