66
handen nemen, en zienof de Indische begrooting ook weer verhoogd is.
Mijn gedachten worden schrikbeelden, ik hoor kamerleden over eene zoo
gewenscbte en gezonde matigheid in Indië spreken en tegen verhooging
van het voedingstarief stemmen; ik zie minister-portefeuilles op het punt
te licht bevonden te wordentotdat bij het werpen van liet batig slot in
de andere schaal, de portefeuille een ongekend gewicht verkrijgt; ik hoor
leden spreken over zeilschepen van den nieuwsten tijd met één mast, over
onderwijs, godsdienst, defensie, koffij, rijst en suiker, totdat het mij dui
zelt; maar Goddank, het visioen verdwijnt; evenwel, ook de naakte
werkelijkheid is al erg genoeg, want mijn laatste bezwaar is: zouden er
ook financiëele redenen zijn, die de oprichting beletten?
En ja, het zal iets kosten; men zal aan officieren tractement moeten
geven, terwijl zij geen soep proeven of week doen; men zal wellicht hunne
plaats in sommige gevallen moeten vervullenmen zal aan de instructeurs
eene toelage dienen te geven (tenzij hun de eer voldoende is)men zal
reis-declaratiën moeten betalen. Maar Iaat dat toch geen bezwaar zijn; er
worden in Holland zulke schatten besteed voor proeven, voor commissies
enz., en Indië is zoo onmisbaar voor Nederland. Zeker zou het al
meer en meer onmisbaar worden, als het zich krachtig ontwikkelt; en wat
kan in eene maatschappij, ook in eene militaire, meer medewerken tot
ontwikkeling, als vordering in kennis en wetenschappen?
Ik kom tot mijn derde vraag, of zij practisch nuttige gevolgen zal hebben.
liet antwoord ligt bijna in al het bovenstaande besloten.
Ik meen van ongetwijfeld.
Het groole aantal officieren der infanterie, wier opvoeding in verband
met de hooge vlucht der wetenschap der 19e eeuw zoo hoogst eenvoudig
was, zal nu de gelegenheid hebben om in dat gebrek te voorzien, waar
naar zoo velen wensehen; door bf hun schade op de applicatie-school in
te halen, bf door zich zelve te oefenen, waar nu gelegenheid toe bestaan
zal, daar een groot gedeelte hunner kameraden, na het onderwijs bijge
woond te hebbenlater hen met de studie kunnen voorthelpen. Niet, dat
ik de onmogelijke illusie voorsta, dat al degenen, die maar een jaar op de
applicatie-school geweest zijn, zich verder zullen oefenen en geschikte lei
ders hunner kameraden zullen zijn; maar ontegenzeggelijk zal de lust tot
en de tact voor studie worden uitgebreid, en het gebrek aan wetenschap
door de grootere tegenstelling meer gevoeld worden.
De wetenschappelijke bijeenkomsten zullen ook in kleinere garnizoenen
met meer gevolg kunnen gehouden worden, en meer wetenschappelijk zijn.
Op de groote plaatsen zullen zij dan eerst met dat gevolg kunnen