derlandsch-Indië gewezen, en toch gelooven wij niet dat er sedert iets, ten minste iets afdoende, gedaan is, oin daarin verbetering te brengen. Wij mogen gerust aannemen, dat, wanneer Indië aangevallen wordt, hel moederland niet met rust zal gelaten wordenintegendeel, het omgekeerde zal veel eerder te verwachten zijn, want met den val van Nederland gaan ook hare koloniën ten gronde. Men zal dus bij het uitbreken van een' oorlog wel al de maritime strijdkrachten beschikbaar houden, om het moe derland te verdedigen, en de koloniën aan haar lot overlaten. Onze zwakke Indische marine zal dan niet bij machte zijn, om eenig- zins krachtig op te treden, bij eenen goed georganiseerden aanval eener Europeesche mogendheid. De vijandelijke transportschepenbegeleid door gepantserde oorlogssche pen, zullen weinig van hare aanvallen te duchten hebbenen het veroverings- leger eenmaal op onze kust aangekomen zijnde, zal de dan bijna geheel be schikbaar komende vijandelijke vloot haar wel dwingen binnengaats te blijven, zoo zij eene geschikte (intusschen nog aan te wijzen) refuge-haven heeft, dan wel de Indische wateren te verlatenwil zij niet aan eene totale vernie ling blootstaan. Eene strenge blokkade onzer kusten zal den vijand dus niet moeijelijk vallen; het is dientengevolge meer dan waarschijnlijk, dat wij geheel op onze eigene krachten moeten rekenen, wijl alle toevoer van krijgsbehoeften, maar bovenal van levende strijdkrachten onmogelijk wordt; een voorzeker weinig bemoedigend vooruitzicht, vooral met het oog op de nog viij gebrekkige hulpmiddelen waarover wij op Java te beschikken hebbenwaarvan bovendien de voornaamste (de buskruidmolen te Sama- ïangde artillerie-construetie-winkel te Soerabaia en de artillerie- en andere magazijnen op de drie hoofdplaatsen) al spoedig in 's vijands han den kunnen zijn, en op de binnen betrekkelijk korten tijd tevenvach ten uitputting, door gevechten, vermoeiende marschen ontberingen enz., van het Europeesch element bij het leger te velde. Ie verwonderen is het dan ook niet, dat onder zulke omstandigheden, en bij het weinige, wat er in de laatste jaren gedaan werd om ver be ter in»' te brengen in de onder 1 en -l- aangegeven toestanden, vele onzer wapen broeders niet zoo onvoorwaardelijk geloof slaan aau de mogelijkheid van een goeden uitslag bij een strijd tegen vreemde legers. Maar is het goed aan dien twijfel toe te geven en zich bij de bestaande toestanden neer te leg'genmet de gedachte //après moi le déluge"? voor zeker niet. Elk onzer moet en kan het zijne bijbrengen, om in hetgeen aan ons verdedigingsvermogen te kort schiet op de eene of andere wijze te voorzien. Hij moet daarom de toestanden grondig bestudeeren en leeren 72

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 79