86 als drie officieren van gezondheid van het Nederlaudsche leger, terwijl ik bovendien belast was inet het opzicht over de vaccine, het verleenen van hulp aan de zieke bevolking, en het van tijd tot tijd bezoeken van drie naburige posten, waar wel garnizoen, doch geen geneesheer was. Onder de door mij behandelde lijders, waren een groot aantal zwaar gekwetsten, en werden door mij, met behulp van een' ziekenoppasser, verschillende operatiën uitgevoerd van af de wegneming van vingerleden tot de wegneming van den arm uit het schoudergewricht toe. Wanneer ik slechts uit eigen ondervinding spreek, zoo is dit niet, om dat aan mij een buitengewone werkkring was toevertrouwd, noch minder om mij zelveu op den voorgrond te plaatsen, doch alleen omdat ik, niet in het bezit van officiëele bescheiden, buiten de mogelijkheid ben, om statistische vergelijkingen op groote schaal tusschen den werkkring van den Nederlandschen en Iudischen officier van gezondheid te maken. Op ieder' Indisch officier van gezondheid rust eene groote verantwoor delijkheid, en het door mij aangehaalde is voldoende om te bewijzen, dat zijn werkkring veel meer belangrijk en omvangrijk is dan die van den Nederlandschen officier van gezondheid; de verdiensten van het Indische leger zijn zóó bekenddat ik het overbodig beschouw dit nader uit een te zetten, en te betoogen, dat de wetten der zedelijkheid en billijkheid eene gelijke behandeling van den Iudischen soldaat en van zijnen Neder- laudschen krijgsmakker vorderen. Wanneer men niet van het denkbeeld uitgaat, dat de gekwetste en zieke Indische soldaat de bestemming met zich ronddraagt, om als materiaal voor studie te dienenen gebruikt te worden om het genezings- en hee- lings-proces op hem te bestudeeren, zorge men dat hij aan zijn ziekbed ervaren en bekwame geneesheeren vindt, waarin hij vertrouwen kan stellen doch hoe zal hij vertrouwen stellen in een' geneesheer, die, afgewezen voor een examenvolgens de voorwaarden waarop geneesheeren van de Nederlaudsche land- en zeemacht benoemd worden, weinige weken latei- door eene commissie te Utrecht voor Indisch officier van gezondheid ge schikt werd geoordeeld. Aannemende, dat deze commissie naar plicht en geweten is te werk ge gaanen de eisehen voor Indië voldoende hoog gesteld heeft, hetgeen wij met het oog op den belangrijken werkkring van den Iudischen officier van gezondheid zeer betwijfelen, dan nog verineenen wij dat de schijn vermeden moet wordenen dat een stelsel van benoemingendat voor de Neder laudsche land- en zeemacht gewraakt en afgekeurd is, niet langer voorde Indische land- en zeemacht van toepassing mag blijven; nu de tijdsgeest uoodig geoordeeld heeft, van de officieren van gezondheid der Nederlaudsche

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 93