DE EXPEDITIE TEGEN DE PASOEMAHLANDEN.
Vervolg van llz. 237).
Den 20sten bereikte men des morgens tegen 9 uur den rivierovergang
bij Singa Najik, welke de vijand met drie elkander bestrijkende veldwer
ken en vele chicanemiddelen meesterlijk versterkt had. Daar wij deze
versterkingen echter in den rug namen, was de verdediging ondoenlijk.
De kolonne trok dan ook ongedeerd door het ravijn, vereenigde zich
aan de andere zijde met het detachement van het garnizoen van Gelong
Saktie, dat haar aldaar opwachtte, en kwam daarmede tegen 1 uur op
laatstgenoemde plaats aan. Hier zou de komst der hoofden afgewacht
worden; na de eedsaflegging zou eene kolonne de Oeloe Manna en Oeloe
Lintang bezoeken.
Den 21sten werd een detachement, waaronder 25 sappeursnaar Tebat
Seroet gezonden, om de wallen van deze doeson te slechten.
Eerst nu zag men in, dat men, door het geheel verlaten dei-
landstreek, tusschen de Lematang en de Endikat gelegen, den vijand ge
legenheid gaf zich daar weder te vestigenen dat deze, door het versterken
van de overgangspunten bij de rivieren, al het verrichte werk ongedaan
kon maken. Dientengevolge kreeg de 6e kompagnie van het 10e bataillon
last, om zich weder naar de overzijde der Lematang te begeven, ten einde
bij Talang Pandan, eene paal van Bandar, post te vatten, die plaats
eenigzins te versterken, en van daaruit de omliggende landstreek te be-
heerschen.
17