105
onderneming tegen de Meraksbaai beducht te worden; en zoo werd
de kolonel van Diemen in het begin van Juli met een bataiilon van
het le regiment naar Bantam gezonden, om den vijand aldaar in
het oog te houden.
Beeds in de eerste helft der maand Juli werden de berichten om
trent eene vijandelijke expeditie verontrustender, daar zich steeds
meer en meer engelsche schepen langs de kust van Java begonnen
te vertoonen, zoodat hun aantal weldra 8 a 9 beliep. In het hoofd
kwartier werden dan ook onderscheidene bijeenkomsten gehouden,
waarover men echter steeds een diep geheim bewaarde. De generaal
Jumel deed ook eene verkenning langs het zeestrand tot bij Tjilin-
tjing en naar de bovenlanden van Batavia, om eene geschikte stel
ling uit te zoekenvoor het geval men genoodzaakt mocht zijn, die
van Meester-Cornelis en Buitenzorg te verlaten, dan wel wanneer
de vijand, meer oostwaarts van Tjilintjing landende, eerstgenoemde
positie zou omtrekken.
Op het bericht dat de Engelschen op den 5den Juli het blokhuis
bij Tjiringin omvergeschoten en het kleine garnizoen dier sterkte
gevangen genomen en verjaagd hadden, liet men, voor een gelijk lot
van het meer belangrijke Anjer beducht, het fort aldaar zoo spoe
dig mogelijk versterken, en stelde men alles in het werk, om de
post in de Meraksbaai tegen een coup-de-main te verzekeren.
Het behoeft echter geen betoog, dat deze handelingen in de ge
geven omstandigheden tot nuttelooze versnippering van macht moes
ten leiden, en men beter had gedaan al die kleine posten in te
trekken en zich strikt aan het oorspronkelijke plan eene gecon
centreerde verdediging bij Meester-Cornelis te houdente meer
daar alles daartoe uitmuntend voorbereid was.
Inmiddels waren, bij proclamatie van 3 Augustus 1811de bevelen
destijds door den generaal Daendels ingeval van eenen vijandelijken
aanval op Batavia gegevenherhaald. Daarbij werd echter, in strijd met
de bedoelingen van Daendels, hetzij opzettelijk om den vijand zooveel
mogelijk den aanzienlijken voorraad producten in 's lands magazijnen
te ontrukken, hetzij uit onkunde, tot groot nadeel van een aantal
particuliere rechthebbenden, den directeur der genie bovendien gelast,
om in zoodanig geval 's lands pakhuizen, zoo in het kasteel als in
de stadte doen verbranden en in tijds daartoe de noodige toebe
reidselen te beramen.
De majoor der genie Scliultze nam zelf de laatstbedoelde taak op
zich, en ging daartoe in den morgen van den 4ien Augustus, ver-