106
gezeld van den hoofdadministrateur Goldman, naar alle pakhuizen
in de stad. Aldaar aangekomen, werd hem verhaald, dat er 45 zeilen
in het gezicht waren, en toen hij, na zijne taak volbracht te heb
ben, zich van dat belangrijk nieuws ging overtuigen, ontwaarde hij,
dat het aantal schepen reeds tot 70 vermeerderd was, en allen naar
de bocht van Tjilintjing stevenden. Hij keerde dus zoo spoedig
mogelijk naar den gouverneur-generaal terug, ten einde vau zijne
bevinding omtrent de aankomst der waarschijnlijk vijandelijke macht
kennis te geven.
In voldoening aan zijnen last stelde hij verder voor, den voorraad
producten in 's lands magazijnen onbruikbaar te makendoor ze met
het brakke water uit de grachten nat te spuiten, en om, ter voor
koming van brandgevaar in de stadalleen eenige magazijnen achter
in het kasteel te verbrandenwelk voorstel door Jaussens goedge
keurd en den 5den en 6deI1 Augustus uitgevoerd werd.
Middelerwijl was het aantal in 't gezicht zijnde schepen tegen den
middag van den 4den Augustus reeds tot over de 100 vermeerderd,
en daar men spoedig de zekerheid verkreegdat zij het lang verwacht
engelsch eskader vormden, en men duidelijk zag, dat de vijand zich
in de bocht van Tjilintjing met ontschepen van troepen bezig hield,
werd Batavia nog dienzelfden dag in staat van beleg verklaarden
werd een bode te paard afgezonden, om den generaal Jurnel van
zijne verkenning in de bovenlanden terug te roepen.
Het engelsche eskader, dat iutusschen in de nabijheid van Tjilin
tjing geankerd was, bestond uit: 4 linieschepen, 14 fregatten, 7
korvetten, S kruisvaartuigen der Oost-Indische compagnie, 57 trans
portvaartuigen en onderscheidene kanonneerbooten.
Het eerste gedeelte van deze macht had reeds den 18d™ April
1811 Madras verlaten, terwijl het overige eeue week later vertrokken
was. Na het doorstaan van een hevigen storm was de geheele
vloot, welke ouder de bevelen van den schout-bij-nacht Stopford
gesteld was, den 18deu en 21sten Mei te Poeloe Pinang aangekomen
en den 24sten daaraanvolgende van laatstgenoemde plaats gezeild naar
Malakka, dat den Ist™ Juni bereikt werd. Hier werden de Benga-
lesche troependie een deel der expeditie uit zouden makenopge
nomen. Ook bevond zich hier lord Minto, de gouverneur-generaal
van Britsch-Indië, die de expeditie vergezellen zou en de luite-
l)e omstandigheiddat een gouverneur-generaal vau Britsch-Indic eene in zoo
vele opzichten gevaarlijke expeditie in persoon bijwoonde, trok de algemeene opmerk-