125
een oostenrijksch officier aan zijn land bewezen hebbendie
over de gevoeligheid vansommigen heenstappende, flinkweg aan het
gouvernement en aan het leger had bewezen, wat ik in 1862 schreef:
//dat zij ingeslapen waren op hun vroegeren roemdat zij vertrouw
den op eerbiedwaardige maar verouderde traditiëndie niet meer in
overeenstemming zijn met de lange en nauwgezette voorbereiding,
met het energiek optredenmet de snelheidmet de eenvoudige
manoeuvresmet al de verbeteringen die volstrekte vereischten zijn
voor den hedendaagschen oorlog"
Bovendien, voor de vreemde officieren is er niets meer te open
baren ten opzichte der fransche krijgsmacht. Goed ouderwezen
zooals ze bijna allen zijn, leergierig, onderzoekend, opmerkend,
vooral ten aanzien van hetgeen in Frankrijk voorvaltkennen zij
ons veel beter dan wij ons zeiven kennen, In den Krim-oorlog,
bij den oorlog van Italië vooral, hebben zij volkomen onze onvol
maaktheden en vooral de kwetsbare zijden van onze tactische ge-
bruikeu op het slagveld opgemerkt. Zij hebben deze in eene me
nigte geschriften geopenbaard; men heeft o. a. eene, aan een pruisi-
schen prins toegeschreven brochureMemoires militairesmet een eerste
hoofdstukOver de middelen om de Franschen te bestrijdenkun
nen lezen, die een glimlach bij den een, toorn bij den ander heeft
opgewekt, maar in waarheid wel verdient, overwogen te worden.
De schrijver toont eene zeldzame gave van opmerking, een zeer
juist begrip van militaire toestanden, die hij, wat Frankrijk betreft,
bestudeerd en begrepen heeft.
De lezer, zoo gaat de Generaal Trochu voort, is met het voren-,
staande gewaarschuwd, dat ik mij niet tot taak heb gesteld, het
gemakkelijk, steeds bemind en in ons land te veel misbruikt thema
te behandelen11. 1. om het fransche leger op te hemelen in zijne
onbetwistbaar goede eigenschappen, en zijne gebreken te verzwijgen.
De bescheidenheid, waarin wij weinig uitmunten, is volgens mijne
overtuiging eene zedelijke kracht voor den officier. Zij leidt hem
er toe, om te gelooven aan den belangrijken stelregel van Bu-
geauddat men nooit ongestraft een vijandivien ookte licht
schat.
Wij zijn thans genaderd tot een dier keerpunten in de samen
stelling en het gebruik der legers, die het einde aanwijzen van
sommige gewoonten in vroegere oorlogen. Het is de verdienste en
het geluk van Pruisen, dat liet in 1866, evenals vroeger ten tijde
van Frederik den Groote, deze wijze van oorlogvoering heeft voor-