140 Het hoofd is zeer lang; in plaats van -J-, zooals gewoonlijk de hippologen opgeven, is het van de hoogte. De nek is zwaar en buitengewoon onbuigzaam. De korte hals is laag aangezet, waardoor de schoft zich hooger toont dan ze werkelijk is. De kam is zeer breed, de manen zijn ruw en bros. Het kruis is recht en kort, de wortel hoog aangezet en van het lijf afstaande bij den Sandelhout het meeste, bij den Javaan het minste. De waaien zijn ruw. De borst meestal smal en de hoek van het schouderblads- met het opperarmbeen zeer stomp. De beenen zijn niet vleezighet sprouggewricht naar achteren gebogen en toch weinig buiging daarinde hak verafstaaude. De hoeven .zijn hard, rond en van achteren zoo hoog en gesloten, dat de straal als in eene diepholte ligt. De vetlok en zwilwrat zijn gering, terwijl de haren over het ge- heele lichaam kort en dun gezaaid zijn. De gebreken in de conformatie, die zich het meest voordoenzijn: 1°. de karperrug, welke tot de misstanden behoort, ofschoon paarden met deze ruggen sterk in het kruis zijn en in Iiidië som wijlen ongemeen snel loopen; 2°. eene buitenwaartsche of verdraaide stelling der knie, ook wel alleen van koot en hoef der voorbeenen; 3°. sabelbeenen en koehakken, meermalen eigen aan paarden, die in bergachtig terrein opgevoed worden. De gangen van het Indische paard zijn allesbehalve regelmatig; door de algemeene nauwe stelling is de beweging onzeker, en dit natuurlijk gebrek wordt nog vergroot door de eerste dressuur van den inlander en de neiging tot den telgang. In de natuurlijke gangen vertoont het zeer veel schouder- en wei nig kniebeweging. De stap is kort en slechts door spoed veldwinnendvierkante beweging is zeldzaam, en de Europesche paardenkennerdie zich vóór of achter het paard plaatst om het gade te slaan, zal veel vinden, dat tegen zijne theorie over de regelmatigheid in de bewe ging aandruist. Wil men echter het Indische paard in zijn volle schoonheid en evenwicht zien, in het moment dat het zijne aanspraak op edele afkomst toont, dan beschouwe men het in vrijheid dravende. Met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 147