141
alle aandacht zal iedereen zijn trotsche bewegingen en onovertreffelijke
élégance bewonderen. Men staat verbaasd over de schoone houding
en regelmatige bewegingen.
Hals en hoofd zijn opgericht; de oogen glinsteren van vuur en
temperament; het blaast met kracht door de wijdgeopende neusgaten;
aderen en spieren worden zichtbaar onder de dunne huidmet de
sierlijk opgeheven, bijna loodrecht staande staart zweeft het, nu veel
grooter zich vertoonende, kleine dier in het volmaaktste evenwicht,
in lange tempo's den grond rakende, ruim en statig daarheen.
Het is hetzelfde paard niet meer,'dat onder den zwaren Europe-
schen ruiter in snellen draf met korte pasjes over den weg loopt,
of met den inlander, die het met de doeriestang regeert, met de
neus in den wind en met gespannen stijven hals, al tellende over
den weg schuift.
Deze telgang nu, is zelden de vervanging der kruiswijze beweging
der beenen door eene eenzijdige, maar zonder de veerkracht daarvan
te bezitten, een onbegrijpelijk snelle draf, waarbij het paard zich
een moment geheel buiteu aanraking met den grond bevindt. De
inlander is verzot op dezen gang, voornamelijk, omdat hij bijna niet
van den zadel of het bloote paard wordt opgelicht, en hij een hekel
heeft aan de schokkenbij een geregelden draf veroorzaakt.
De schuivende beweging, die de ruiter bij dezen gang ondergaat,
is echter oorzaak, dat op de oostelijk van Java gelegen eilanden,
waar de inlander door gebrek aan zadel of deken zijn ros onbedekt
gebruikt, vele paarden enorme wonden op den rug hebben en zelfs
in dien graad, dat zij na genezing op die plaatsen steeds pijnlijk
blijven.
Die paarden (vooral Bimanezen)welke den zuiveren telgang heb
ben, zijn dan ook hoog geschat, en meest in het bezit van meer-
gegoeden en hoofdenzij kunnen dien gang zeer lang en gemakkelijk
volhouden en vorderen zoo snel, dat men moeite heeft ze in galop
bij te houden.
De inlander leert meermalen dien gang aan zijn paard door aan
elke zijde de beenen aan elkander te bindenwaardoor de kruisling-
sche beweging onmogelijk is.
De galop van het Indische paard is aangenaamen hoogstwaar
schijnlijk de minst verhittende en meest gemakkelijke snelle beweging
van dat paard, terwijl zij voor den ruiter in deze tropische gewesten
zeker de meest aangename en minst vermoeiende is. Zonder aan te
stooten en oogenschijnlijk zonder vermoeienis, doorloopt het in galop