145 Het is nimmer 4 voet hoog, in den regel 2 en meer Rijnl. duimen daar beneden; het is een uitmuntend paard, voor alle diensten te gebruiken en niettegenstaande het beneden de minimumhoogte voor de troepenpaarden (4 Rijnl. voet of 1,256 N. el) is, zoo zijn bij de bereden sectiën berg-artillerie te Padang en te Padang-Pandjang geene andere paarden in gebruik. 5°. Het Javasche paard, waarvan de Preanger, Koeningan en Koedoesche paarden onderdeelen uitmaken. Van dit ras valt uiet veel meer te verhalen, dan reeds in het algemeen van het Indische paard is gezegd. Het is minder actief dan de reeds opgenoemde rassen der buitenbezittingen; zijn oog is zacht en goedig, zelden ontwaart men er het woeste vuur in, dat bij die andere rassen dikwijls opvalt; een natuurlijk gevolg van zijn omgang met den mensch van kindsbeen af. De regelmatigste en schoonste vormen ontwaart men bij eene hoogte van 3 voet 8 a 10 duim. Voor den dieust bij het leger zijn de Javasche paarden wegens hunne meerdere of mindere mate van koppigheid een gevolg der primitieve dressuur hunne mindere vlugheid en meer stootende allures niet hoog geschat. Bij de veld- batterijen der artillerie bevinden zich echter enkele uitmuntende krachtige trekpaarden van dat ras. De minst schoone Javanen vindt men in het oosten van het eiland- daarentegen heeft men onder de paarden van de Preanger-regentschappen zeer welgemaakte en schoone dierende hals iswellicht ten gevolge van kruising met paarden uit het westen, minder zwaar eu daardoor buigzamer; de kam is niet zoo breed, terwijl de haren der manen en staart zachter, minder bros en daardoor langer zijn. De proeven tot verbetering en vergrooting van het Javasche ras, door middel van kruising met aan dezen archipel vreemde paarden, zijn voornamelijk in de Preangerlanden genomen. Volgens opgaven van inlandsche hoofden werden in 1802 voor het eerst enkele perzische paarden ingevoerd, en in 1809 eenige arabieren. Ook werden, tijdens de baron van der Capellen gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië was, eenige arabische hengsten aangevoerd voor de destijds bestaande stoeterij te Tjandjoer. Deze inrichting is van te korten duur geweest om uit de resultaten over de deugdelijkheid van het daarbij gevolgde systeem te kunnen oordeelen. Door de bezuinigingswoede van den commissaris-generaal du Bus de Ghisignies werd dat etablissement op eene voorbarige 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 152