148 veulen-merries vereenigde, terwijl hij de beste hengsten van zijne rijpaarden daar plaatste. Ook zouden eenige groote paarden, hem door den doorluchtigen grooten heer van Batavia (gouverneur-generaal) geschonken, door dien soesoehoenan gebezigd zijn, om ze met de merries van Merga- watie te doen paren. Den dessabewoners uit den omtrek was opgedragende paarden van die stoeterij te bewaken en op te voeden, voor welken arbeid zij vrijgesteld werden van heerendiensten. Zelfs toen het rijk van Mataram in 1755 in twee deelen werd gesplitstbleef deze stoeterij bestaanen werd zoowel door den sultan van Soerakarta als dien van Djokdjokarta het noodige belang gesteld in de paardenfokkerij. Later is die ambitie hoe langer hoe meer verflauwd, om plaats te maken voor meerdere onverschilligheid, zoodat het Kadoesche paard zeer in waarde en deugd is verminderd. Het type van den echten Kadoeër is zelfs zeldzaam geworden. De meestgezochte kleur der Kadoeërs was de bruine; bont haar was niet bemind en vossen waren in 't geheel niet gewild, omdat een vroegere koning van Java verboden had ze binnen den konink lijken aloon-aloon te brengen, want ten allen tijde waren de vorsten van Mataram, die zulke paarden bereden, in den oorlog gewond ge worden //de goeden onder hen (de vossen) zijn zeldzaam en de //boosaardigen in overvloed." Eindelijk vindt men in den oosthoek van Java, in het Malangsche en Bezoekische, sterke, doch niet vurige paarden, en als bijzonder heid dient aangehaald te worden, dat men daar vele ruinen aantreft, die echter in den regel lui en log zijn. Onder de ondeugden, welke den Indische paarden worden toege dacht en waarover men soms klachten hoort, belmoren: kwaadaardigheid, koppigheid en schuwheid; doch men mag gerust aannemen, dat deze slechte eigenschappen hun van nature in slechts geringe mate aankleven, en voornamelijk moet worden toegeschreven aan onverstandige dressuur, onverschillige, ruwe behandeling o. a. gedurende den overvoer van de buitenbezittingen naar Java, en het vorderen van diensten, die hunne krachten te boven gaan. De inlander op Java besteedt al zeer weinig zorg voor zijn paard; de gemeene man, te huis gekomen, neemt zadel en toom aflaat het verder aan zijn lot over, en bekommert er zich weinig om, of het toereikend of gezond voedsel zal vinden of niet; terwijl stalling en oppassing alles te wenschen overlaten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 155