152 ren, mag men toch aannemen, dat, evenals bij den mensch, de ziekteperioden hier te lande elkander spoediger opvolgen, en dus van den beginne af met meer kracht moeten worden tegengegaan. De kwade droes heeft op Java dikwijls een zeer snel beloop; meermalen komt het voor, dat paardenwelke 2 of 3 dagen te voren volkomen gezond schenen, en aan welke uitwendig hoegenaamd niets ziekelijks te bespeuren was, plotseling chancres in de neusholte kregen, evenwel zonder opzetting der keelgangsklieren en zonder uitwerping van slijm uit de neusgaten. Daarop volgt dan spoedig eerie algemeene vermagering, somwijlen nog gepaard met worm. De chancres bij kwaden droes zijn van zoo kwaadaardigen aard, dat het neusmiddenschot dikwijls na een paar dagen geheel is ver dwenen. Het eenige afdoende middel om besmetting voor te komen, bestaat in het zoo spoedig mogelijk afmaken der paarden en het verbranden van poetsgereedschap, halster, deken enz. Een politiemaatregel tegen deze ziekten bestaat in Indië niet, althans ze wordt niet gehandhaafd. Meermalen ziet men op den pu- blieken weg paarden van particulieren, zoowel Europeanen als inlan ders, behebt met kwaden droes en worm. En hoeveel malen treft men niet onder pas van de oostelijke eilanden aangevoerde, zooge naamde prauwpaardenexemplaren aan, die reeds in het hevigste tijdperk der ziekte komen, en die toch met de anderen geveild wor den, zonder dat dit wordt belet. Om een bewijs aan te halen, dat de macht der policie in Indië niet zoover reikt, diene het volgende. De officier van de week van een te Soerabaja zich bevindende be reden troep was met de paarden naar de groote rivier gegaan, om ze op de gewone plaats te baden. Bij den terugmarsch naar den stal komt de pikeur van den regent van Soerabaja met diens paradepaard in de verte aan; een hoog, schoon gebouwd dier, met de beste tee- kens en waaraan die regent met hart en ziel gehecht was. Ook dat paard werd evenals dagelijks daarmede gebeurde naar hetzelfde wed gebracht, dat zooeven door de rijkspaarden was verlaten. Doch wetende, dat het hevig soufl'reerde aan kwaden droes, dat dan ook voor een ieder vrij duidelijk was door het buitenmate opgezette hoofd en hevige slijmuitwerping, zoo liet die luitenant van de week zijn troep stilhouden, en verbood hij den pikeur van den regent, verder te gaan. Toevallig bevond zich aan de overzijde van de rivier de actiefste schout der plaats, die dan ook onmiddellijk vol-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 159