164
den vader zou zijn geworden; getuigen de herhaaldelijk in de dag
bladen gedane beroepen op de schrale liefdadigheid van het Indisch
publiek.
Wij zagen onlangs hoe een officier, door de zorg voor eigen kin
deren, verplicht was, een zoon van een1 zijner kameraden, reeds
langen tijd door hem verzorgd, naar een weeshuis over te brengen,
en wij beklaagden in ons hart zoowel den verzorger als den wees
daar wij meenden op te merken, dat die scheiding wederzijds smar
telijk viel.
Waarom, vragen wij nogmaals, bleef dat kind verstoken van de
rechten, die het had op het weduwen- en weezenfonds, door de
maandelijksche bijdragen zijns vaders?
Op dat oogenblik grijnsde ons het weduwen- en weezenfonds aan
als een vrek, die het erfdeel van een wees had gestolen
Lezen wij thans de algemeene order n°. 171 van 1S70, dan maakt
deze op ons een gunstigen, een bedarenden indruk.
De ideeën, daarin weggelegd ten opzichte van de kinderen der
mindere militairen, geven blijken, dat het legerbestuur zich ook
daaraan laat gelegen liggen.
Wij lezen in de aangehaalde order:
//De bevordering van beschaving en ontwikkeling onder de zonen
//der Europesche en inlandsche mindere militairen is eene zaak van
//het hoogste gewigt en een dure pligt voor de korpschefs; niet
//alleen uit het oogpunt van het algemeen belang en van dat der
//kinderen zeiven, maar ook in het belang van het leger, daar de
//kinderen later grootendeels de loopbaan des vaders volgen.
//Door meer zorg te dragen, vooral voor de ontwikkeling der kin-
//deren van inlandsche militairen, zal men op die wijze met der tijd
//een verbeterd gehalte van het kader der inlandsche kompagniën
//kunnen erlangen, zal het inlandsch gedeelte van het leger meer
//waarde verkrijgen, en een pligt worden vervuld, die op den Euro-
//peaan tegenover den weinig ontwikkelden inlander rust.
//Daardoor zal de band, tusschen den meerdere in het leger en
//den inferieur, en tusschen het Europeesch met het inlandsch ele-
//ment, versterkt worden."
Deze inleiding van genoemde order is voor ons voldoende.
Wij beroepen ons op die woorden; zij toch geven ons aanleiding
te verwachtendat het legerbestuurhetwelk zoo spreekt over de
kinderen der mindere militairen, ook een maatregel zal weten te
provoceeren in het belang der kinderen zijner officieren; wij verwach-