179 wezige heereu weoschte te vernemen omtrent hetgeen er gedaan moest worden tot behoud der koloniën; want, daar hij het in zijne militaire loopbaan slechts tot kapitein der infanterie gebracht, en hem dus de gelegenheid om ondervinding op te doen ontbroken had, stelde hij weinig vertrouwen in zijne eigene bekwaamheid als veldheer. Hij maakte hen verder bekend met de onderscheidene door de Javanen aangebrachte tijdingen, hoofdzakelijk daarop neerkomende dat de vijand al zijn troepen in de nabijheid van Meester-Cornelis, vóór het noordelijk front van het kamp, bijeengetrokken, aldaar eene menigte zwaar geschut bijeengebracht en batterijen opgeworpen had, Tjilintjiug nagenoeg geheel verlaten en Tanah-Abang sterk bezet had, doch dat tot dusverre nog geene troepen op den middenweg voorbij Matraman waren vooruitgerukt en die tuin zelve weinig of niet bezet was. Als zijn gevoelen maakte hij eindelijk bekenddat hijhoewel overtuigddat onvermijdelijk iets moest worden gedaan om den vijand afbreuk te doen en zoo mogelijk zijne aangevangen werken te vernielen, echter steeds huiverig geweest was daartoe eene groote legermacht te laten uitrukken, omdat hij vreesde dat de javaansche soldaten, die weinig of niet in het vuur waren geweest, tegen de Europeanen moetende vechten, waarschijnlijk bij de eerste ontmoeting door schrik bevangen, overhaast op de vlucht zouden slaan en de vijand daarvan gebruik zoude maken om gelijktijdig met de vluch telingen in het retranchement te dringen, waardoor dan alles in eens verlorenen een terugtocht naar de bovenlanden en eene ver dere betwisting der kolonie onmogelijk zoude zijn. Dit gevoelen alsmede de onvolledige berichten omtrent de handelingen des vijands en de onzekerheid, of deze de positie te Meester-Cornelis met alle macht zou aanvallendan wel of hij haar van de bovenlanden en van allen toevoer van levensmiddelen zou afsnijdenwaren tevens de redenen geweest, waarom de gouverneur het zoolang had uitgesteld, bepaalde bevelen tot het verontrusten van den vijand te geven. De generaal Jumel, die het eerst zijn advies op deze beschouwin gen uitbracht, kleedde dit als naar gewoonte in zulke onzekere termen indat niemand raden kon wat hij eigenlijk bedoeldeover het algemeen scheen hij echter te duchten, dat men de troepen niet genoeg vertrouwen kon om eenen krachtigen uitval te wagen. Van de brigadiers was de een vóór eenen uitval onder deze, de ander onder gene veronderstellingen en voorwaarden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 186