190
De toestellen, commutators en de batterij worden door zorgvuldig
met gutta-percha geïsoleerd koperdraad verbonden.
Wanneer de wagen zich in beweging stelt, bevestigt men de dra
den door middel van knoppen en drukschroeven.
s Nachts wordt de arbeid met een lantaarn verlicht.
Wanneer men het postrijtuig in orde brengt, en dus de draden
met den commutator, de toestellen en de kabels verbindt, moet men
er vooral op letten, dat die onderlinge verbinding zoo eenvoudig
mogelijk is, dat draden elkaar niet onnoodig kruisen, en niet langer
zijn dan noodig is, daar elke verwarring, vooral in de agitatie van
den strijd mogelijk, ernstige gevolgen zou kunnen hebben.
In het achterste gedeelte van het voertuig zijn, in de richting der
lengte, aan beide kanten twee ijzeren staven bevestigd, met inlatingen
vooi de assen der rollenvan welke er vier rechts en vier links
kunnen geplaatst worden. Linnen zakken met schroeven, handvatsels
met slaghandhaken enz. hangen aan beide kanten.
Verder staat op de achterste rollen een mand, in twee deelen ver
deeld, zoodat in het eene gedeelte ijzeren krammen kunnen geplaatst
wordenen in het anderen de lederen gereedschapstasschen voor de
werklieden.
V ij hebben tot nog toe ons bij elk telegrafisch toestel een
dubbelen draad gedacht, die naar de andere pool der batterij, over
den post, waarheen geseind wordt, terugloopt, zoodat de stroom
geheel rondgaat. In de practijk vervult de aarde de plaats van dien
draad. Bij civiele bureaux is de tweede pool bevestigd aan een me
talen plaatdie op een vochtige plaats een eind onder den grond
is ingegraven. De aarde zelf voert dan den stroom rond.
Bij de militaire telegrafie zou een dubbele draad nog lastiger zijn
dan bij de civiele; een grondplaat is daar geheel onbruikbaar.
Men voorziet nu in dien tweeden draad op de volgende wijze.
De tweede draad gaat uit het postrijtuig door den bodem heen,
naar de achterveeren van het voertuig. Daaraan wordt hij stevig
bevestigd. Deze veêren geleiden den stroom naar de as, de as naar
de bronzen naafbus. Deze bus vereenigt men door middel van een
metaalstrook, langs een der speeken aangebracht, met een der bouten,
die den radband aan de velgen bevestigen. Deze bout komt onder
de beweging met den grond in aanraking, en zoodoende wordt dus
de stroom voortdurend at- en rondgevoerd.
De draad van het toestel staat in directe gemeenschap met de
rollen, waarom de kabel bevestigd is.