207
dend eischt, dat alleen zeer goed oppassende sujetten tot een reën-
gagement moeten worden toegelaten. Het moreel gphalte onzer sol
daten zal er door winnen, wanneer zij overtuigd zijn dat een reën-
gagement, vooral een derde en vierde verband, meer in hun belang
is dan in dat van den staat, en dat het eene belooning voor trou
wen dienst is, wanneer zij tot eene nieuwe verbindtenis w:orden toe
gelaten. Eene onbekommerde toekomst is van zoodanigen trouwen
dienst het gevolg, en voor de goed oppassenden genoegzamen prik
kel. En zoo het nu al onbillijk zou zijn, de handgelden bij reën-
gagement te verlagen, vooral met het oog op hetgeen aan den re-
cruut wordt uitbetaald, eene verhooging daarvan is o. i. ten eenen-
male onnoodig.
De opvoering der hooge handgelden bij een eerste engagement
vindt in den schrijver een krachtigen bestrijder. //Krachtiger mid
del", zegt hij, //om een groot aantal menschen in moreelen en phy-
sieken zin te verwakken, is nauwelijks denkbaar; 'tis een bepaald
verliederlijkiDgsmiddel. De staat leent op die wijze middellijk de
hand tot onnutte verkwisting en liederlijkheid."
Er is wel iets van aan. Maar hoe rijmt de schrijver deze zin
sneden met zijn wensch tot opvoering der reëngagementsgelden P
Hij zal toch ook niet willen bewerendat deze juist altijd in de
spaarbank gebracht worden
Er is wel iets van aan, zeiden we. Toch gelooven wij eene ver
mindering niet wel mogelijk. In een anderen vorm als gratifica
tie voor uitrusting of dergelijke ontvangt nagenoeg ieder, die in
"sgouvernements dienst naar Indië trekt, tot de hoogstgeplaatste
autoriteiteneen soort van handgeld. Bijna in alle legers ontvangen
de soldaten hooge handgelden, in het fransche o. a. zoo wij ons
niet bedriegenzeer hooge. Bovendien zal het //verliederlijkings-
middel" wel niet zóó grooten moreelen en physieken invloed hebben»
daar de manschappen spoedig gedurende drie vier maanden aan
boord tegen alle mogelijke uitspatting gewaarborgd zijn. Intusschen
moet zeker niet tot eene verhooging der handgelden worden over
gegaan als zij niet bepaald door de noodzakelijkheid geboden wordt.
Het zou in theorie een goed ding zijn, als men de handgelden,
zoo bij de eerste verbintenis als bij reëngagementniet aan den
man behoefde uit te keeren, maar deze voor hem in de spaarkas
kon plaatsen en pas na het verlaten van den dienst aan hem uit
betaalde. Wij houden het er evenwel voor, dat bij zoodanige re
geling de handgelden weinig nut meer zouden hebben, en dat zij