216 vol. Er wordt in art. 313 niet gesproken van den //openbaren aanklager", die de raadkamer moet verlaten; evenmin wordt gezegd» dat de //secretaris" zich moet verwijderen, maar er wordt gesproken van den auditeur-militair, die beide //personen" in zich vereenigen zoude. De bedoeling van art. 31-3 kan geene andere zijn, dan dat de auditeur in bedoeld geval in zijn geheel de raadkamer verlaat. Dat hij gedurende dien tijd vrijgesteld is van de werkzaamheden van secretarisligt in den aard der zaak. ad 10. Indien de heer v. d. H. de A. O. no. 5 van 1864 en de toelichting bij art. 139 met elkander had vergeleken, houden wij ons overtuigd, dat hij onze opmerking niet, althans niet op de wijze als nu gedaan is, zou hebben bestreden. In die A. O. toch staat in substantie o. a.dat de uitsluitend tot den staf der artillerie behoorende officieren in den regel niet met een militair kommando worden belastmaar dat die officieren, evenals die der genie, tot het presideeren van- of het zitting nemen in-een krijgsraad kunnen worden geroepen. In de toelichting op art. 139 wordt dit teruggegeven met de woorden de A. O. bepaalt voorts, //dat uitsluitend tot den staf der artillerie en genie behoorende officieren tot president en leden in kiijgsraden kunnen benoemd worden". De bedoeling is, dat die categorie van officieren niet van de krijgsraden uitgesloten is; maar men zou uit die toelichting kunnen lezen, dat uitsluitend die categorie, en niet de eigenlijke troepenofficieren der artillerie en genie in de krijgsra den zitting nemen. Daarom achtten wij het woordje //ook" beter, en dat dit een//zeer slecht figuur zou maken" gaat boven onze bevatting. ad 11 en 12. Herhaalde verwijzing naar sommige bepalingen acht de S. onuoodig. Dit is eene opiniekwestie; o. i. behoort voor het gemakkelijk gebruik van een boek, dat //handleiding" heet, bij elk artikel verwezen te worden naar de daarop betrekkelijke bepalingen. En indien de S. werkelijk zoo overtuigd was van het schadelijke eener herhaalde verwijzing naar vroeger opgegeven bepalingen, waar om doet hij dat dan bij herhaling ^ie o. a. de aanteekening onder art. 324 E. L. Hiermede nemen wij afscheid van den heer van der Hout, bij voorbaat onze verontschuldiging aanbiedende, zoo we ons, volgens hem, weder aan lese-majesté mochten hebben schuldig gemaakt. Ove rigens laten rvij de gerezen kwestien verder ter beoordeeling van het //militair publiek".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 223