•219
omgewoeld, niet meer herkenbaar'warenen er als vormlooze aardhoo-
pen uitzagen.
Ook het verlies aan manschappen was zeer groot, terwijl de wei
nige kanonniers, die 's avonds bij de nog bruikbare stukken overbleven,
geheel en al uitgeput van vermoeienis waren; officieren van naam
verloor men echter dien dag niet.
De javaansche artilleristen hadden echter weder bewezen, wat zij
waard waren; de beste en meestbeproefde kanonniers hadden niet
koelbloediger bij hunne stukken blijven staan en met grooter gela
tenheid hunne gevallen kameraden kunnen vervangen, dan zij zulks
gedaan hadden.
De generaal Janssens begreep echter nuna eene inspectie der
meest beschadigde werken, dat hij spoedig een stormaanval te wachten
haden werd in zijne meening versterkt door de berichten van eenen
schotschen overlooper van het 78e engelsche regiment.
Bovendien was eenige dagen te voren een engelsch sergeant genaamd
Pauly, van het bataillon van der Kaa, hetwelk in de redoute No. 3
lag, vermist; en daar hij voor een kundig onderofficier bekend stond,
en men niet anders kon vermoeden dan dat hij tot den vijand was
overgeloopenvreesde Janssens, dat hij de Engelschen wel middelen
aan de hand zou doen om in het kamp te komen. Hij gaf daarom
bevel, om gedurende den nacht van den 25sten op den 26sten de be
schadigde batterijen zooveel mogelijk te herstellen (waartoe 800
soldaten en eene geheele europesche kompagnie jagers gekommandeerd
werden), de onbruikbare stukken door anderezoo uit het achterfront
als uit andere batterijen te vervangenen 106 kanonniers van de
bezetting der Merakbaaidie den 25sten aangekomen en dus min
der vermoeid warenop de redouten en batterijen te verdeelen.
Ook beraamde hij, in overleg met zijnen staf, maatregelen om den
storm, welke men des nachts of tegen den volgenden morgen ver
wachtte, met alle kracht tegenstand te bieden, en vaardigde hij dienten
gevolge 's avonds eene uitvoerige generale order ter zake uitwaarvan
de uitvoering den generaal Jumel persoonlijk werd opgedragen.
In deze order werd het leger in het algemeen tot de nauwgezetste
waakzaamheid gedurende den morgenstond aangemaand
bevolendat alle troepen om 2 uur uitrukkende geweren aan
rotten voor het front opstellenom 4 uur met het geweer in den
arm aantredenen zoo den dag afwachten moesten
dat men de inlandsche soldaten onder geen voorwendsel mocht
toestaan op de grond te gaan liggen, gelijk hunne gewoonte was;