Nu nog de burgerlijke of militaire telegrafisten. Daar meu uiet
meer dau 6 a S uur dieust "s daags kan doenen men rekenen
moet op een werkdag van 24 uur, zoo heeft men 4 telegrafisten
per sectie noodig, en met de centraalbureaux en onvoorziene ge
vallen, 14 telegrafisten rekenende, komt men op 30 telegrafisten
per brigade.
Dit getal aannemendezal men de telegrafisten toch nog dikwijls
door onderofficieren moeten vervangendaar men bij aansluiting aan
de civile lijn, meermalen bureaux en toestellen vernietigd en de
geemployeerden gevlucht zal vindenen dus de militaire telegrafisten
den dienst moeten waarnemen.
Men komt dus albehalve de officieren en geleiders der voertuigen
en paarden, op 390 man per brigade. Als geleiders heeft men voor
een voertuig, met 4 paarden bespannen, twee man per bespanning
noodig, hetgeen, onderofficieren, korporaals, en de geleiders der last
paarden medegerekend160 man meer, dus 550 man per brigade
maakt, die onder de bevelen van officieren zullen staan.
Een officier is kommandant der sectie; hij staat in betrekking
met den staf, heeft het algemeene toezicht over den dienst en ver
kent het terrein. Onder hem staat een officier, speciaal belast met
het toezicht over de constructie der lijnenmet den sectiekom-
mandant, met de controle der telegrammen en het toezicht over de
telegrafisten en een tweede die het toezicht houdt over het opbreken
der lijnde plaatselijke herstellingende seinenreserve en achter
hoede. Dus 3 officieren per sectie; of 12 per brigade en met den
dienstchef met 2 adjudanten krijgt men een totaal van 15 officieren.
Derhalve is de uitrusting aan personeel en materieel voor eene
telegrafie-brigade
15 officieren
550 onderofficieren eu manschappen;
280 paarden
50 voertuigen, en
6 a 700 mijl lijn;
welke, zoo uitgerust, geschikt is, om aan de behoeften van een
leger van 80000 man te voldoen.
Men zal dit aantal bijna nimmer compleet kunnen krijgen, en
toch blijkt het, dat het benoodigde personeel en materieel niet zoo
groot is, als dit oppervlakkig toeschijnt.
Eene groote moeielijkheid geeft het vraagstuk, waaruit die troep
gevonden moet worden; in Erankrijk heeft men daartoe de genie