mogen beweren, dat het misbruik van sterken drank de grootste kanker is die aan de deugdzaamheid van ons leger knaagt; dat misbruik ondermnnt de gezondheid onzer soldaten en het ondermijnt tevens de discipline, zonder welke een goed leger onmogelijk is. De meeste gevallen van insubordinatie en die zijn helaas lang niet zeldzaam vinden hun oorzaak in den drank. Bestrijdt dus zoo u de militaire en moreele waarde van ons leger dierbaar is, dit misbruik met alle middelen; behandel den dronkaard nimmer met verschooning maar tracht tevens de oorzaak van het kwaad weg te nemen, door het moreel gehalte der soldaten te verbeteren. Het moge een paradox schijnen, dat wij juist hierom de mili taire kantines zeer nuttige instellingen achten, en de opheffing daarvan, die van tijd tot tijd in de dagbladen en in brochures wordt aangeprezen, nadeelig voor het leger zouden noemen. De kantines strekken wel is waar om den soldaat dranken te verschaf fen maar die dranken zijn althans minder slechtminder schade lijk voor de gezondheid dan zij zijn in de kroegen, die hij anders niet onbezocht zou laten, en bovendien bieden zij hem onschuldige uitspanning en afleiding voor lichaam en geest aan. Liefhebberij- tooneelen, biljarten, kegelbanen, dagbladen, tijdschriften, zijnde gevolgen van het bestaan der kantines, en die gevolgen zijn althans zeker hoogst nuttig. Goede lectuur is zeker een uitstekend middel om vele soldaten nuttige uitspanning te bezorgen en aldus hun moreel gehalte te verhoogen. Elke poging, om ook in deze richting ten nutte van den soldaat werkzaam te zijn, verdient dus belangstelling en waar dering. En militaire lectuur, die dienen kan om juiste begrippen van krijgsmanseer en krijgsmansplicht aan te kweeken, zal voor elk leger dubbel nuttig en dus ook dubbel welkom zijn. Wij kondigen daarom met ingenomenheid beide bovengenoemde werkjes aan. Minder beschouwen wij deze als leesboeken voor de korpsscholendan als leesboeken voor ieder soldaat, en wij hopen van harte dat zij zich als zoodanig een weg zullen banen. Beide werkjes hebben veel overeenkomst; meerdere belangrijke verhalen uit de indische krijgsgeschiedenis worden in beide breed voerig vermeld. Zoo men eene vergelijking tusschen beide wil ma ken, dan moet men zeggen dat de heer Brunings, die reeds zoo dikwijls bewijzen gaf van zijn schrijverstalent, den meesten lof ver dient. Doch het meerdere sluit het mindere niet uit, en zoo de 243

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 250