245
in minderen rang, omdat hij over anderen beveelt, die hem onvoor
waardelijk achting moeten kunnen toedragen, 'tis, in abstracto,
alles waar wat de schrijver zegt, en toch kunnen we er ons niet
mede vereenigen, ja we gaan verder en meenen, dan ook de schrijver-
zelf die denkbeelden niet altijd in toepassing zoude brengen. Zou hij
eene beleediging ongewroken laten Zou hij zich onverschillig betoo-
nen, als men hem in het liefste wat een officier bezit, in zijn eer,
aantastte P Zeker niet.
Onder de //grondstellingen en spreekwoorden" (bldz. 241) vinden
wij o. a.De oorlog is eene kunst voor de gewone menschen, eene
wetenschap voor de meer verhevenen". Wij zouden de voorkeur
geven aan de stelling van Ambert (soldat, éd. 1856, p. 381): //de
oorlog is een handwerk voor de onwetenden, eene wetenschap voor
de kundigen".
Het zou ons geene moeite kostenmeedere vlekjes aan te wijzen
die, naar onze zienswijze, aan dit leesboek kleven. Maar we laten
ze achterwege, omdat we den gunstigen indrukdien het werk in zijn
geheel op ons heeft gemaakt en dien we in deze aankondiging ook
op den lezer wilden overbrengen, niet wensehen te verzwakken.
Ten slotte wijzen we op de noodzakelijkheid van geschikte lectuur
voor onze inlandsche militairen. Wat we boven aanvoerden omtrent
de noodzakelijkheid van goede leesboeken voor den europeschen
soldaat, geldt wellicht in nog sterkere mate voor den bruinen wapen
broeder voor wiens ontwikkeling en beschavingvooral uit een militair
oogpunt, neg zoo oneindig veel te doen is. Zou er geene mogelijk
heid bestaan, ook maleische en javaansche soldaten-lectuur te erlangen?
Gegevens zijn daarvoor, ten minste voorloopig, voldoende aanwezig
en wie een geschikt inlandsch leesboek voor militairen vervaardigde,
zougelooven wijzich in hooge mate verdienstelijk maken.
Een loffelijk werk; voor zoover wij daarover kunnen oordeelen,
op loffelijke wijze volbracht, en te hooger te waarderen, naarmate
de daaraan verrichte arbeid droger en vervelender wasen dus slechts
weinigen den moed, om niet te spreken van de geschiktheidzouden
llecueil voor den militair-geneeskundigen dienst
in Nederlandsch-Indiësamengesteld, door E.
W. A. LudeJcing. Batavia, H. M. van Dorp. 1871.