247
dientengevolge betwijfeld moet worden, of '/de uitkomst van ons
streven aan de verwachting van Nederland zou beantwoorden".
En zonder dat wij voor het oogenblik in eene uitvoerige bespre
king willen komen van alles, wat door den heer van der Kruk
wordt aangevoerd, moeten wij toch al dadelijk als onze overtuiging
uitspreken, dat de heer van der Kruk in verscheidene opzichten juist
of gedeeltelijk juist heeft geoordeeld; dat de toestand van het leger
bepaaldelijk te wenschen overlaat. Maar terwijl de heer van der
Kruk grootendeels slechts verbetering wenscht in het materiëele
gedeelte van het leger in het aantal soldatenin het aantal eu
de soort van kanonnen en geweren zouden wij die verbetering in
de eerste plaats zoeken in het moreele gedeelte, als wij het zoo
kunnen noemen; wij bedoelen in discipline, orde, onderwijs, oefe
ning. Wij gelooven dat een klein, maar gedisciplineerd, geoefend,
kortom uitstekend leger, al is het dan ook minder sterk, minder
goed bewapend dan zijn vermoedelijke tegenstander, niet aan den
goeden uitslag van zijne pogingen tot behoud der kolonie behoeft
te wanhopen; vooral niet bij eene verdedigingswijze zooals wij in
Indië behooren te volgen, d. i. een guerillakrijg, waarbij veldslagen
vermeden, maar de vijand onophoudelijk verontrust, afgemat wordt.
Willen wij daarmede zeggen dat men zich niet behoeft te haasten
om ons een generalen staf, uitstekende'gewerenmeer personeel enz.
enz. te geven? Allerminst. Wat mogelijk is om een goeden uit
slag van den strijd te verzekeren mag door eene vaderlandslievende
regeering niet verzuimd worden. Maar zoo wij, Indische officieren,
dit met recht van die regeering vragen, laat ons dan niet verzui
men, om al vast alles van de beschikbare middelen te maken wat
we kunnenlaat ons zorgendat ons leger in discipline eu oefe
ning bij geen ander leger ter wereld achterstaat. Dan kunnen we,
ook onder de tegenwoordige omstandigheden, den strijd met ver
trouwen te gemoet gaan, en, zoo dan ook al eindelijk de krijgskans
ten onzen nadeele moge keerendan zullen we de overtuiging bezit
ten dat dit niet aan ons is te wijten.
Het valt buiten het bestek dezer aankondigingom de brochure
van den heer van der Kruk aan eene nauwgezette breedvoerige
beoordeeling te onderwerpen. Bij de vele uiteenloopende punten,
door de schrijver behandeldis zoodanige beoordeeling zeer moeielijk,
vooral wanneer men onvolledige of oppervlakkige behandeling van
sommige gedeelten wil vermijden. Afzonderlijke opstellen over elk
der besproken onderwerpen zooals ten vorigen jare o. a. reeds