250 stelde commissie o. i. niet onwettig is; zie het boven ad 62 deswege aangeteekende. In 331 wordt gezegd, dat de bevoegdheid, om eene reclame aan de hoogere militaire autoriteit in te dienen, bij administrative bepalingen en niet bij de wet geschonken is. Dit komt ons voor niet juist te zijn. Volgens art. 15 It. L. mag de gearresteerde of gestrafte zijne klachte daarover inbrengen, en zelfs mogen verzoeken dat de zaak door een krijgsraad worde onderzocht. Dit woord //zelfs" brengt mede, dat hem ook een anderen weg, d. i. de bevoegde militaire autoriteit, openstaat. De jurisprudentie, zoo in Nederland als in Indië, van het hoog militair gerechtshof, komt met deze opvatting, naar wij meenen, overeen; zie de missive van het Hof dd. 3 Nov. 1849 no. 56, in substantie meegedeeld in de alg. order 1849 no. 9 15. Bij 336 wijzen wij op de alg. order no. 32 van 1869, die den schrijver wellicht nog niet bekend was. De wijze van behandeling van reclamezaken is in 351355 omschreven overeenkomstig de tegenwoordig door het hoog militair gerechtshof gevolgde jurisprudentieeene jurisprudentie echter, die onzes inziens noodzakelijk moet leiden tot verslapping en onder mijning van de krijgstucht. Hoeeen officier, die een soldaat eene overtreding ziet begaan, zou hem niet mogen straffen, of althans de man zou gegrond moeten verklaard worden in zijne reclame, omdat geene getuigen de waarheid van het beweren van den offi cier kunnen bevestigenAls die leer gehandhaafd blijft en meer en meer bij den minderen militair doordringt, is het met de dis cipline, dus met de militaire waarde van ons leger gedaan. De opvatting van het recht van reclame mag geene audere zijn, dan dat de reclamant moet kunnen aantoonen, ten onrechte te zijn ge straft. Wij herhalen, elke andere opvatting tast het leger in zijn hartader aanen het belang van den staat eischt gebiedenddat zoodanige andere opvatting van stonde aan ophoude. Bij 357 teekenen wij aan, dat de zaak in zijn ge/teelen om vang onderzocht moet wordendus ook de bedoeling van den strafoplegger. In 368 wordt gezegd dat strafwachten in onbruik zijn geraakt. Dit is minder juistzij zijn verboden. Zie art. 150 van het regle ment op den inwendigen dienst, gearresteerd krachtens Z. M. be sluit van 21 Augustus 1817 no. 72.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 257