254
a. Leerlingen.
Deze bestaan uit het europeesch en inlaudsch kader (behoudens
enkele uitzonderingen) en eenige weinige soldaten van eiken land
aard het kader en allendie bevordering wenschen te makenzijn
in de eerste plaats verplicht de school bij te wonen. Gedwongen
onderwijs voor hen, die geen kinderen meer zijn, levert in den regel
weinig of geene resultaten op; doch geheele vrijheid in het school
gaan zoude, geloof ik, het getal leerlingen tot hoogstens een tiental
doen inkrimpen, zoolang men niet iedereen heeft doordrongen van
het noodzakelijkein elke omstandigheid des levensvan kennis en
beschaving, en dit kan men nog niet verwachten van de mindere
militairen, waaruit ons leger bestaat; waarom ik vermeen dat het
noodig is (behoudens het onderstaande)die bepalingen vooralsnog
van toepassing te laten. In Nederland zijn de onderofficieren (die
niet achterlijk zijn) vrij van schoolgaan, doch de miliciens daartoe
verplicht; allen echter kunnen vrijgesteld worden, als zij blijken ge
ven reeds die mate van kennis [te bezitten, als op de korps-
scholen voor elementair onderwijs kan worden verkregen (min. besl.
Augustus 1868). Bij dit besluit werd ook opgeheven de persoon
lijke bijdrage der leerlingen voor schoolbehoeften.
Door elkander kan men hier rekenen op een honderdtal leerlingen
per bataillon, waarvan geregeld ruim 2/3 zou present kunnen zijn,
als de schooluren zoodanig geregeld werden, dat geene corvees of
andere kleine diensten daarmede samenvallen. Dat onder zulk ver
schillend gehalte als waaruit die leerlingen zijn samengesteld, zich
eenigen bevinden (vooral onderofficieren), die hun baton de maréchal
bereikt hebbenwier ambitie is uitgedoofd en die in hun graad blijven
dienen tot de tijd van hun gagement daar is; vele zoogenaamde
//mislukten", wier vroegere opleiding zich veel verder uitstrekte dan
het onderwijs aan de korpsschool kan doen; ook nog eenigen (vooral
korporaals) wier ouderdom en leefwijze in verband met vroeger on
derwijs het hun onmogelijk maakt, zelfs met de grootste inspanning
noemenswaardige vorderingen te maken; dit alles behoeft geen be
toog, en even duidelijk is het, dat dergelijke leerlingen het onder
wijs der overigen belemmeren en vervelend maken, en door hun
gebrek aan ijver noodwendig eenige anderen meeslepen. Het uitge
breid toepassen van vrijstelling der korpsschool, ingevolge punt 6
der circulaire van het militair departement dd. 27 December 1858
n°. 1door den korpskommandant in overleg of op voordracht van