had, doch dat, wanneer hij slagen mocht, hem eene schitterende fortuin wachtte, en hij, zelfs niet slagende, op eene eervolle toekomst rekenen kon. Zou Jumel ook eene dergelijke toespraak genoten hebben en even als Janssens daardoor reeds ontmoedigd geworden zijn voor hij zijne taak aanvaardde, of zouden zijwetende dat hunne toekomst toch verzekerd wasgedacht hebbendat het er minder op aankwam Hoe dit zij, de noodlottige afloop van den 26steu Augustus moet in hoofdzaak geweten worden aan de verregaande achteloosheid van Jumel, omtrent al hetgeen den plicht uitmaakt van een komman- deerend officier. Vooral zijn gedrag van den voorgaanden nacht en het verzuimen der hem persoonlijk opgedragen bevelen van het hoogste gewicht was strafbaar. Ook de brigadier Jauffret, als kommandant van het noorderfront, en de luitenant-kolonel van der Kaa hebben hunnen plicht niet naar behooren volbracht. De eerste beweert wel geene bevelen ont vangen te hebben, doch hij zal toch niet onkundig geweest zijn van den hachelijken toestand en den te verwachten storm, en had dus, ook zonder de noodige bevelen te ontvangen, moeten handelen. Van der Kaa was een jong officier, die, als aide-de-camp van Jumel op Java aangekomenkort voor de landing der Engelschen tot hoofdofficier bevorderd was, en zich den li*1™ Juli als kom mandant van een detachement van 70 man door eenen aanval op de bij Tjilintjing gelande vijanden gunstig onderscheiden had. Als kommandant van de belangrijkste voorposten was hij verplicht ge weest, ook zonder bevelen, de noodige voorzorgsmaatregelen in acht te nemendoch kon ter zijner verontschuldiging aanvoerendat hij en zijn troep, reeds 16 dagen bij de redoute n°. 3 gebivakkeerd, en de laatste twee etmalen bijna geen rust gehad hebbende, uitgeput van vermoeienis waren, en hij dan ook op grond van dien Jumel en Jauffret verscheidene malen verzocht had om afgelost te worden. Doch zooals men gezien heeft, werden de meest noodzakelijke voor zorgsmaatregelen verzuimd, niettegenstaande ze in den toestand, waarin het fransche leger verkeerde, en bij het bekende slaperige karakter der inlandsche soldaten, toch van het hoogste belang wa ren; men had niet eens een hoofdofficier du jour benoemd, en hoe de aides-de-camp, die den geheelen nacht van de eene redoute naar de andere moesten rijden, om zich van de waakzaamheid der troepen te overtuigenzich van hunne taak gekweten hebbenheeft de uit komst bewezen. 266

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 273